tentendienst. een belangrijke strijd in de tentendienst van de sobere. 102. Wij moeten dus telkens heel goed beseffen dat wij heilige soberen zijn van de tentendienst van de Zuwr. 103. God moest ons tot ballingen maken, om ons geheel los te kopen uit de plaats waarin wij gevangen waren. Dat is ook wat Kanaan betekent : loskoping, maar ook het eeuwige touw. 104. Het is dus eigenlijk zo dat God ons verlost van valse slavernij en brengt tot het eeuwige touw. 105. Dus er zijn een heleboel dingen waarop wij moeten letten en waarin wij onderwezen moeten worden. 106. Er zijn een heleboel afgodendienaars die het andere, hogere, diepere van God buitensluiten. 107. De Urim moet leiden tot de Volle Waarheid, tot het verborgene, dat wat in de duisternis verborgen ligt, Zuwr. 108. God gaf het volk over aan de windafgod. Het volk verachte de Ziel des Heeren, de Heilige Armoe, de heilige verhongering (het vasten). 109. De Heere had hen overgeleverd aan hun lusten, en aan de vetmesting. De Heere had hen verhard. De mens wilde supermens zijn, de nephilim volgende. 110. Zo moest God de Urim opstellen om het overblijfsel te redden, maar de Urim zou het overblijfsel terugleiden tot de eigenlijke fundamenten. De windafgod had de mens rijk in valsheid gemaakt in allerlei opzichten. 111. De verentooi op het hoofd van de dienstdoende priester gezet is een teken van overwinning over de kippen van het oervlees, als verbreking van de vloek van de windafgod. De strijd tegen de windafgod is 299 112. Het volk moet tot hogere waarheden komen, tot diepere fundamenten. 113. De Urim wijst terug op de fundamenten. 114. De Urim waarschuwde dat de beesten van het oervlees de sleutel van kennis voor het volk wilden achterhouden. 115. De Urim wees terug op de sleutel van kennis, op de Zuwr, op de volle waarheid. 116. De Urim is er om het volk voor te bereiden op het heilige en eeuwige touw tot de Zuwr, de volle, verborgen hemelse kennis, de duisternis des Heeren. 117. Daarom moest het volk blijven doorzoeken. Er zal een verandering moeten plaatsvinden in ons denken. Dat wat aan de oppervlakte is, dat wat gekend is, is slechts de eerstelingen van de oogst. 118. De oude profeten waren slaven van de Zuwr. De soberen waren de priester-slaven van de tentendienst van de Zuwr. De Na'ar waren de slavenjongens van de Zuwr. Deze slavernijen gingen vaak zo diep dat de heilige gebondenheid volkomen was, en de Urim van God had hen zo vervuld dat ze niets anders konden doen dan wat de Zuwr hen ingaf. Ze werden opgeroepen om door de tent te leven, en door de Sama hoorden en gehoorzaamden ze. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de afgoden worden. 119. Job was iemand die profetische woorden ontvangt door de onderwereld. Hij sprak tot de onderwereld, en het onderwees hem. Vraag de Behemah, de goddelijke mensen van de paradijselijke onderwereld, en zij zullen je onderwijzen.
300 Online Touch Home