vrolijk.' 41. Schoonheid en vrolijkheid was voor de vrouw, zodat ze de man op kon peppen, op kon laden. De man moest helemaal afgepeigerd thuiskomen. Dan was de vrouw tevreden, want er was gewerkt. Ze wilde lijden in zijn ogen zien, soberheid, geen verdachte, luie vrolijkheid, wat trouwens ook kon betekenen dat hij pleziertjes buiten de deur had gehad, buiten haar om. Daar moest ze niet aan denken. Ze wilde de man iets te bieden hebben, en dat kon niet als hij alles al had. 42. Beiden projecteerden ze op elkaar. De vrouw was een eigenaardig wezen, te zwak voor het echte werk, maar een schoonmaak middel voor na het werk. Dan kon de man de dag erna er weer tegenaan. De vrouw wilde dus bloed zien als haar man thuis was gekomen. Dat bloed kon ze dan op haar scherpe nagels doen als een teken dat hij gewerkt had en dat het huis weer was voorzien. De vrouw was te zwak voor het lijden. Dat was haar schoonheid. Er is een verschil tussen vuil en het schoonmaakmiddel, tussen man en vrouw. De rode nagellak was het verbondsteken. De mannen hoefden het maar op een vrouw te zien en ze waren ineens verliefd. Dat maakte de vrouw wel tien keer mooier. Het kondigde dit verbond aan, en dan die rode lippen, dat was wel helemaal romantisch, de vrouw die zich te goed had gedaan aan het bloed van de man. Als hij dan eens een keer schoon en onverwond thuiskwam, dan kon ze zijn bloed toch wel nemen door de gifbeet, door de gifkus van de vampier. Zo hielden deze parasieten elkaar in stand. 43. Apathisch wit moest de vrouw zijn, want wit is de kleur van de schoonheid, het witte gif. Het was het teken van superioriteit van het arische ras. 44. Zo begint het visioen over de onschepping. De schepping is dan nog niet gekomen. De man en de vrouw zijn nog niet geschapen. Dat wat ze man en vrouw noemen zijn slechts parasieten. 986 45. De man : het sterke, het werk. De vrouw : het zwakke, het schoonmaakmiddel. Zo was die verhouding nu eenmaal in de onschepping. De schepping was nog niet geweest. Het waren roerselen en geijl in het duistere, woeste en ledige, als barensweeën. Er was nog niks. Het is slechts oerpretentie. Gegil en geschreeuw hier en daar. Maar het is niets. De mens bestaat nog niet, zowel de man niet als de vrouw niet. De schepping is nog niet gekomen. Het is de nachtmerrie van de feutus van het hogere ras. Eerst moeten de filosofische genen geopenbaard worden van het hogere ras. 46. De man : het vuile, het werk. De vrouw : het schone, na het werk, het schoonmaakmiddel. Het is een industrie. Het is een schoonmaakmiddel reclame. Daarom stelde Napoleon dat de romantiek moest sterven want die had de mens bedrogen. Het moederschap moest hersteld worden. De mens was verleugend. Alleen dan zou het hogere filosofische ras kunnen komen en zou de mens geschapen kunnen worden. Alleen door het hogere moederschap zou er een hoger zoonschap kunnen komen, en daarvoor moest er teruggegaan worden tot de natuur. Daaraan moest de feutus herinnerd worden. De feutus moest zich bewust worden van de filosofische genen en van dat het zich in wezen in de natuur bevond, en dat dit slechts een natuurverschijnsel was voorafgaand aan de schepping, als een ontlading, als onweer. De feutus moest leren te openen voor de spiegelwereld, de subtiele obscuriteit, wat als een patroon lag verstrengeld in deze voorscheppingse verschijnselen. De schepping zou plaatsvinden in dit labyrint, in het langs dingen heen leven om er niet in opgesloten te raken. Deze obscure gewoonte moest aangeleerd worden totdat het bloed was geworden, een genetisch filosofisch patroon. Zonder dit zou er geen daadwerkelijke schepping mogelijk zijn. En deze obscuriteit moest beveiligd worden door het nihilisme. Dat was het instinctieve alarm van het hogere ras wat zou komen. Maar hier ging het
987 Online Touch Home