zaligheid was, en dat verkocht hij. Hij had een markt waarmee hij naam en faam wilde maken. Hij wilde gevreesd zijn. 4. Uiteindelijk zou Ahn Goliath verslaan, het beeld van de trotse en protsende onbesnedenheid. De onbesnedene werd geloofd en geprezen door al het vlees, maar Ahn deed er niet aan mee. Ahn kon er doorheen prikken. Ahn luisterde naar zijn dromen, niet naar de vleselijke wensen van hen om hem heen. 5. Ahn zou de vleselijke dromen stukslaan. Ahn was maar een eenvoudige herdersjongen, en hij wilde zelfs de wapenrusting van Saul niet. Die was veel te groot voor hem. Nee, Ahn wilde nederig blijven. Hij wilde niet komen met grootse vooroordelen, maar met nederige, doordachte studie. 6. Hij kwam niet met grootse wapenen aanzetten, maar had een eenvoudige slinger met stenen. De steen is in het Hebreeuws de bouwer, en men bouwt in vreze en beven (eben), niet in hooghartigheid. Daarom is de steen ook de harde, omdat hij zich in heilige vreze hard houdt naar de zonde, zodat de zonde hem niet kan meenemen. 7. Het is een beeld van het verzet, een heilige stijfheid. Daarom worden zachte jongens in de nacht tot harde mannen. Hiervan is Ahn een beeld. Er moet een zekere strengheid zijn naar de zonde, opdat de zonde geen voordeel en winst op de mens behaald en de mens daardoor zou falen. 8. Het beloofde land is de hemelse studie, waar je alleen maar door je dromen naartoe kunt gaan, en alleen maar door je nachtmerries. De mens moet de vijand kennen, de mens moet leren van de vijand. Wij moeten komen tot de innerlijke en geestelijke waarde van het begrip vijand. Dit heeft een diepere betekenis. 9. De onbesnedenen voeren oorlog over bijzaken, 762 dingen die er niet toe doen, allemaal vleselijk. Zij hebben alle richting verloren. 10. Wij moeten daarom weer opgenomen worden tot de warme, weelderige borsten van Israel, oftewel terugkeren tot de inzettingen van hemelse studie. 11. De vijand zal niet altijd recht overeind staan. In de studie zal het uiteindelijk ombuigen en tot sieraad gestrekt worden. Het is niet slechts de vijand. Het is iets wat van je gestolen is, en het zal alleen terugkomen door studie. Het is iets wat ten goede zal medewerken. 12. Het vlees in ons moet sterven, oftewel de onwetendheid moet sterven, opdat onze studie zuiver en gericht zal zijn, en wij vandaaruit ook daadkrachtig kunnen worden. 13. Hierom moest Ahn Saul ontvluchten en Goliath verslaan. Het vlees mag namelijk niet onze richting aanwijzen en een bijzaak mag onze koning niet zijn. 14. De onbesnedenen zijn druk in de weer hun eigen koninkrijkjes te bouwen, dravende voor hun eigen huis en eigen familie, en de rest kan stikken. Oh, zo druk zijn ze een naam te maken, en faam. Maar dit zijn allemaal de werken van het vlees, en deze werken zijn boos en leiden tot de dood. 15. De onbesnedene toetst de dingen niet. Natuurlijk heeft hij wel zijn eigen goden, maar hij gaat altijd in cirkels, niemand neemt hem op, en hij klimt ook niet op. Hij denkt dat hij er al is. 16. Je kan je wel eeuwig afvragen waarom, maar je moet de oorlog tegen het vlees beginnen, want ziet u, het vlees is redeloos. Ze hebben geen reden, zijn niet vatbaar voor reden. Er is dus ook niet echt een antwoord op de vraag waarom, maar meer een oproep. 17. Het vlees heeft geen reden, en daarom is het
763 Online Touch Home