947

Doxa wil schitteren in de tempel als een god, door mensen aanbeden. 32. Doxa wil niet lijden in het verborgene voor diepte. Doxa heeft zware roemzucht en machtszucht en haalt daarvoor elk wapen uit de kast om het te krijgen. Doxa gaat niets of niemand uit de weg, niet door enige heilige vreze verhinderd, niet door enige kennis. Doxa denkt van een kale kip kun je niks plukken. De lijdensgezinden bestempelden dit als egoïsme naar het externe, een zeer slechte pathos, emotie, en de mens zou moeten terugkeren tot de apatheia, het medicijn hiertegen, de boven-emotie. De mens moest gezuiverd worden van egoïstische emotie. Op het pad van apatheia betekent het dus niet dat je alle emotie en empathie moet kwijtraken. De lijdensgezinden wijzen op de gevaren van onverschilligheid, valse apatheia, wat ook weer egoïsme is. Het eenlings-principe heeft niets met egoïsme te maken, maar met verdieping van het zelf zijn, en komen tot de hogere gebondenheid. Er is geen gnosis zonder de hogere gebondenheid, en die kan alleen ontstaan in het eenlings-principe. Dat wat er buiten hangt wordt aangedreven door de doxamassa's. 33. Begeerte loopt uit de hand als het de grenzen van de natuur overschrijdt. De natuur is vol van beperkingen, maar het hedonisme heeft die niet. Dit is een grote vijand van de mens. De hedonistische massa's hebben hun adel geschapen, maar de filosofie heeft haar eigen adel. Plato stelde dat er geen koning bestaat die niet uit slaven is voortgekomen, en geen slaaf die niet uit koningen is voortgekomen. De ware adel is wie de natuur goed heeft afgestemd op de deugd. Boven alles uitstijgen is dat wat adel maakt, oftewel de apatheia. Ook de logos en de gnosis zweven daar. 34. Overmoed behoort niet tot de lijdensgezinden. De lijdensgezinden testen alles. 35. Gebrek is belangrijk, ook gebrek aan woorden. 947 Niet alles hoeft wezenlijk te bestaan. De natuur heeft ook ruimte voor het niet wezenlijke, en omvat dit ook, omdat het metaforisch doel heeft, de beeldspraak. 36. Zo is het lijdensgezinde wantrouwend tot de grote massa's, en behoedt zij zich voor valse nederigheid tot de massa's die geleerd wordt. Er zijn plichten tot de natuur, niet tot de massa's. 37. Deugd is voor de lijdensgezinde gebaseerd op kennis. Geloof is een slechte leermeester. 38. Het principe van de eenling is van levensbelang. De mens denkt de massa's nodig te hebben, de ander, maar dat is een misleiding. De eenling heeft een eigen sociologie. Kruispunten worden niet geforceerd, niet gemanipuleerd. Ze worden niet overhaast. Altijd maar weer denkt de mens de ander nodig te hebben, alsof de ander de mens gelukkig kan maken. Ook is de mens bang voor de ander, denkende dat de ander hem kapot kan maken. Maar beide gevallen zijn niet mogelijk. Alleen het pad van de eenling leidt tot het geluk, en het geluk is de diepte. In de diepte is er de gebondenheid, want de mens gaat dan zien dat het maar één weg is. De eenling trekt het ene aan. Het ene is daarmee ook het enige. Hoe dieper de mens gaat hoe meer de mens erachter komt dat er steeds minder mogelijkheden zijn. Het pad wordt namelijk steeds smaller, de poort steeds enger. De mens wordt ingesloten. Dit leidt tot de ervaring van de heilige gebondenheid. 39. Het doel van de mens is een eenling te zijn. Je ervaart het externe dan alleen nog door het interne. Het heeft zijn eigen sociologie. 40. Eerst moet de mens komen tot apatheia, wat letterlijk zonder emotie betekent, wat dus het niets inhoudt, maar wat niet wil zeggen dat dit het einddoel is. Het wil niet zeggen dat de mens niet zonder emotie moet zijn, maar de mens mag er niet

948 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication