3. De wildernis in, om Haar te ontdekken. 4. De hemel droomt, De watervallen, rivieren en zeeën stromen uit haar lichaam, Zij brengt de genezing der volkeren. 5. De hemel heeft alles gedroomd, En de mens heeft het niet bevat. 6. Zij heeft alles gedroomd, En Zij brengt dromen tot de mens, Om de mens tot Haar te leiden. 7. Zij die haar zien worden ziek, Nee, niemand zal haar zien en leven. 8. Niemand ziet haar en predikt dan, 9. Want zij is als de fragmenten van een ondoorgrondelijke nachtmerrie. 10. Je moet je onthechten van de massa en de natuur leren kennen. 11. De dwazen willen alles, maar begrijpen niet hoe ze het moeten gebruiken. 12. De massa's brengen misleiding, en daarom moet de mens de massa's ontwijken en met minder genoegen nemen, om aan de misleiding te ontkomen. 13. Gebrek is belangrijk, ook gebrek aan woorden. Niet alles hoeft wezenlijk te bestaan. 14. De natuur heeft ook ruimte voor het niet wezenlijke, en omvat dit ook, omdat het metaforisch doel heeft, de beeldspraak. 15. Ik ken het medicijn, ik neem er niet teveel van, maar varkens rijten alles stuk. 16. Ik ken een bergpad wat leidt tot haar hart, Het is smal en kronkelig, en bloederig tot in diepste duisternis, 17. En dan nog heeft zij niet genoeg. Oorlogshemel die zij verdraaiden, maar het zwijn is grenzeloos woest voordat het valt. 571 18. Waakzaam is zij, Ze rijdt op het beest, En ze wurgt de wachter in de nacht. 19. Ik zag haar van ver en werd door terreur geslagen, Een worsteling met de dood 20. Niemand kent haar en zij kunnen het water niet stoppen. 21. Plotseling staat zij voor hen, en hun hemelen zijn water. 22. De wachter slaat zij, Niemand anders kon het doen. 23. Dan breken de hemelen open. 24. Er is niemand meer die haar nog ziet, Alleen haar vogel vliegt nog. 25. Het trauma slaat hard telkens weer, hen trekkende uit de zeeën van bloed. 26. Is het begin van de schepping geen nachtmerrie op zich ? 27. Jonge wilde, Trekt uit de stad, blijf niet in haar, want de hemel zal haar verdelgen. 28. Er is een vreemd volk gekomen. Blijft niet in de stad, opdat u niet met haar verwoest worde. 29. In de wildernis werd gij geslagen, opdat gij het woord zou horen. 30. Keert niet terug tot de stad. Keert niet terug tot uw steden, want zij zullen op één dag vernietigd worden. 31. Gij zult achterom kijken en gij zult hen zien branden.
572 Online Touch Home