243

zwarte vrucht kwam van de boom van zonde. een deel aan Klajafus, die het dichtste bij hem stond, en ook begeerde van de vrucht te eten. 31. De boom van zonde 1. En de Heere plantte bomen op de berg der goden, en er mocht van die allen gegeten worden, maar er was één boom waarvan de Heere had verboden te eten. 2. En die boom was genaamd de boom der zonde. Maar Jupitaster wandelde eens voorbij de boom der zonde, en wist wat de Heere over de boom had gezegd. 3. Nu was daar een beest genaamd de Virtus, en het beest richtte zich tot Jupitaster. 'God wil niet dat je van deze boom eet,' sprak het beest, 'want dan zult gij worden als God.' 4. En Jupitaster werd gevuld met een begeerte meer van het beest te weten. 5. 'God weet wel dat uw ogen geopend zullen worden wanneer gij van de boom eet, daarom heeft God het verboden.’ 6. En Jupitaster begeerde van de boom te eten, daar hij had geluisterd naar het beest. En Jupitaster hoorde het geroep van hen die zagen hoe dicht hij bij het beest en de boom was gekomen, maar anderen kwamen ook dichterbij. 7. En Jupitaster begeerde te zijn als God, met geopende ogen, en hij begeerde een hogere troon, tot het bevredigen van zijn trots. 8. En hij zag hoe de boom der zonde een lust was. En Jupitaster nam van de zwarte vrucht, at, en gaf 243 9. Toen gaf hij een ander deel aan Dismef, een tweede, en toen een deel aan Esjaf, een derde. Vervolgens gaf hij een deel aan Kwammahas, en als laatste aan Dimhikstel. 10. Toen was er een geroep in de hemelen, en omdat zij van de Saktakus hadden gegeten, de vervloekte vrucht, werden zij en hun legioenen uit de hemelen gejaagd door hen die hun Heer getrouw waren gebleven. 11. En de Heere vernam alles wat er was gebeurd, en de Heere liet twee getuigen opstellen om de weg tot de boom des hemels te bewaken, opdat de overmoedigen niet zouden wederkeren tot de hemelen. En zo viel er op één dag één derde van hen. 12. En de Heere stelde de getuige Efatas aan om het boek des hemels te bewaken waarin alle getuigen beschreven stonden. 13. En de Heere stelde Efatas aan tot een nieuw begin der hemelen. En de Heere richtte zich tot de Virtus, en wierp hem in het stof. 14. Job werd beschreven als onschuldig en rechtvaardig, maar toch werd hij als een schuldige gehouden, zondig, en niet vergeven, om neer te dalen in eindeloze hopeloosheid. 15. Zo kwam hij los van menselijke overleveringen en tradities en het keizerrijk van Zaralahm, de macht van het beest van het oervlees. Zo had hij geen deel in de vernietiging van de zondige wereld. 16. Vergeven wederomgeborenen in menselijke overleveringen en tradities leven in een illusie. Juist het 'onvergeven zijn' zal ons heiligen. Juist het 'onvergeven zijn' zal de Vreze des Heeren brengen.

244 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication