varkens, en de eeuwige varkensjacht zal gestart worden, waarin de elementen van het kind zijn kunnen worden teruggevonden. 14. De Beloning 1. Er was een oorlog. Midden in de nacht werd hij wakker en voelde zich zo onveilig dat hij zijn kleren aantrok en wat spullen pakte. Hij rende zijn woonplaats uit. Hij moest zo snel mogelijk weg, zo snel mogelijk uit de stad. Hij rende naar het bos. Hij kon niets doen dan rennen. Hij durfde niet naar achteren te kijken. Hij gilde, want daar ging zijn verleden. 2. In de verte was de waterval. Hij was omringd door bomen. Hij keek naar achteren. Hij wist dat er niets meer van zijn woonplaats over was. Hier was hij opgegroeid. Er zouden geen sporen meer van achtergebleven zijn. Hij liep door met stevige pas. Tegelijkertijd trilde hij. En hij was duizelig. 3. Hij wist dat hij alleen veilig kon zijn in het bos. Hij liep daar voor uren. Dit kon niet goed gaan zo. Hij deed zijn kleren uit, en rende naar de bosrivier. Die zou hij overzwemmen. Het was een lange zwemtocht. Het leek wel alsof hij in een ander lichaam was. Eindelijk kwam hij aan de andere kant van de rivier in het bos. Er was hier een wilde met een bootje bekleed met huiden. Hij liep op de wilde af. "Mijn woonplaats is weg," zei hij. "Ik weet het," zei de wilde. De wilde nam hem mee naar een boshut. Hier woonde de wilde. "Er was geen hoop voor je woonplaats," zei de wilde met een accent. "Altijd oorlog." 4. De man knikte. Hij kreeg wat te drinken. "Voel je je alweer wat beter ?" vroeg de wilde. 119 5. "Niet echt," zei de man. "Ik heb alles verloren, mijn hele familie, en al mijn vrienden. Ik begrijp waarom jullie hier wonen. Veel veiliger." 6. De wilde knikte. De man moest denken aan iedereen die hij had verloren. Hij kreeg wat nieuwe kleren van de wilde. "Het zijn vogels," zei de wilde. "Ze gaan van woonplaats tot woonplaats om alles te vernielen. Ze trekken families uit elkaar." 7. "Ik weet het," zei de man. "Noemen jullie ze ook niet dondervogels ?" 8. "Ja," zei de wilde, "en dat zijn het. Ze zijn niet te vertrouwen." 9. "Ik wil naar huis," zei de man. 10. "Dit is je nieuwe huis," zei de indiaan. "Ga nooit meer terug naar je woonplaats, het zijn slechts kralen van een ketting, en jij werd ergens voor bewaard. Iemand riep jou uit je bed en zei dat je wegmoest. Het is iets van de natuur wat over jou waakt. Zij heeft alles van je afgenomen, en neemt je tot haar, als een natuurverschijnsel, maar er is nog steeds een strijd gaande. Het jaagt nog steeds op je, en je bent eenzaam en depressief. Dieper in de natuur vind je nieuw leven, nieuwe contacten, nieuw inzicht." 11. De man knikte. "Dus het zijn kralen om het leven beter te begrijpen ?" 12. "Ja," zei de wilde, "het is symboliek." 13. "Ik zie het," zei de man. 14. De wilde gaat in zijn boot over de rivier door de natuur, met een peddel. Hij roept de wilde, maar die antwoordt niet, alsof de wilde hem niet hoort. De man gaat het water in en zwemt op de boot af, maar de boot gaat sneller dan hem.
120 Online Touch Home