Inzetting 53. Over afzondering Het weinige in ons, het mindere in ons, is geroepen en uitverkoren. Het vele is geroepen, maar alleen het weinige, het minderende, het sobere, zal door de smalle poort kunnen gaan. Alleen het eenzame wat zich heeft afgezonderd van het vele en het vleselijke zal deze poort kunnen vinden. Uiteindelijk zijn alleen de roependen de geroepenen. (Belech 1:36) Het vele is dan wel geroepen, maar alleen het weinige, het mindere, kan deze roep horen en verstaan, en alleen het minderende en het sobere geeft er gehoor aan. En alleen de eeuwige roep kan tot de boezem van de hemel doordringen. (Behemma 20:25) Inzetting 54. Over de hemelse zintuigen De mens moet gevoelig worden voor de grenzen opdat de valse grenzen zullen wegvagen, opdat het vlees, het ego en het wereldse gedoofd wordt. (Zeeën 11:43) Zo kan de mens ook gevoelig worden voor het doel, en erdoor aangetrokken worden. Dit gebeurt door de gevoeligheid voor ingewikkeldheden, voor de tussenstappen, opdat er zo ook gevoeligheid ontstaat voor de volgorde, opdat de leugen kan afsterven en alle bedriegelijkheid van het vleselijke leven. (Ewa 28:20-22) Inzetting 55. Over duisternis De mens kan het niet zomaar aan het licht brengen, maar moet de duisternis in en de duisternis onderzoeken, want daar liggen de wortelen verborgen. De leugen werkt door vals overmatig licht om hier zijn zonden in te verbergen. De mens moet daarom gaan tot de hemelse duisternissen. De aarde is donker, en zo is de moeder aarde, en de mens moet oppassen met al teveel licht. De verklaringen zullen vanzelf komen wanneer de mens dieper de duisternis ingaat. De mens mag het licht niet forceren. De duisternis bepaalt zelf wanneer de morgen opkomt. Ezau leidt tot die duisternis (II Duizen 21:26), als het beeld van de hemelse jager (II Duizen 20:93-94), maar de mens heeft Ezau verkeerd voorgesteld. De grondteksten spreken over een lagere Ezau en een hogere Ezau, zoals er ook over een lagere Eva en een hogere Eva wordt gesproken. 20
21 Online Touch Home