21

Inzetting 56. Over misstanden over satan en demonen Ook zijn er goede en slechte demonen (Kamba 1:15), zoals ook satan een neutraal woord is, wat tegenstander betekent, zoals ook de Heere in de satan veranderde in Numeri 22:22, om de tegenstander te zijn van Bileam. Hoe nodig is het vandaag de dag om een tegenstander te zijn tot de zonde en het vlees, het wereldse leven waardoor de mens vergaat ? Meer dan ooit moet de mens een tegenstander zijn, zoals Ismael en Ezau, en zoals satan in het Judaïsme, die beschouwd werd als een testende gezant van God. Er is dus een hogere satan en een lagere satan, zowel een goede als een slechte. Dit moet gezegd worden, omdat er veel misvattingen zijn over dit onderwerp. Het is een bevel des Heeren, zodat hier geen onduidelijkheid over is. Een verkeerd zicht hierop heeft de aarde kapot gescheurd. We mogen hierbij opmerken dat reeds in Egypte satan (Seth) al een dualiteit was. (Odenlech 18:40) Inzetting 57. De uittocht van het volk Ismael De exodus is de uittocht van het volk Ismael, niet zomaar het volk Israel. De mens moet zowel de grootte van de zonde en de schuld kennen als de grootte van het oordeel (Odenlech 10:3). Ismael is het verlengstuk, dieper de wildernis in, verder dan waar andere volken waren gestopt om een stad en een naam te maken. Het zaad moet geheel sterven. Als de mens om genade smeekt, dan krijgt de mens te horen : ‘Mijn oordeel is genoeg,’ want de oordelen des Heeren zijn goed en waarachtig. (Behemma 21:14, Duizen 9:9-10, 18:66-67) Ismael leidt niet alleen weg uit de stad, maar ook uit de kerk, en uit al het vertrouwde en herkenbare. Dit zijn allemaal facetten van de symbolische betaling van de armenbelasting. (Odenlech 18:93) Je moet alles achterlaten, de gehele kudde, alle kudde-mentaliteit, om op zoek te gaan naar het verlorene, het vergetene, dieper in de wildernis, zoals Ismael. Uiteindelijk liet Ismael de ware en diepere betekenis van het touw zien, waarvan het boek Jozua spreekt, als het touw van Rachab, en daarna het boek Richteren, als het touw van Delilah. Zonder deze gebondenheid in de wildernis zou de mens nooit verder komen, zoals Jeremia ook wees op het belang het juk van Babylon te aanvaarden, als een beeld van het aanvaarden van het oordeel des Heeren, om daardoor getuchtigd te worden. (Odenlech 23:30-32) 21

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication