464

ketenen ? Degene die de keten vasthoudt is er zelf ook door geketend. Het is dus wederzijds, en daarom is de slavernij of het gevangenschap niet absoluut. 42. Dit is ook de zwakke zijde van de kapitalist. Het kapitalistisme zal dus vroeg of laat instorten. 43. Hegel stelde dat zowel het zelf als het andere niet slechts bestaan in onmiddelijkheid, maar ook in bemiddeling. 44. Daadwerkelijke onmiddelijkheid, het plotselinge, is een illusie, want hij stelt dat het gevoeligheid is. We komen er pas daadwerkelijk mee in aanraking in ons bewustzijn als we er gevoelig voor worden, terwijl het al lang om ons heen zou kunnen zijn geweest. De schijnbare onmiddelijkheid is wanneer we het zelf opmerken. Die gevoeligheid vertaalt zich dan in een gebeurtenis. Gebeurtenissen zijn dus niets anders dan bewustwordingen. Dat hoeft dus nog niet de volle waarheid te zijn, want het kan ook een abstractie zijn. 45. Hij stelt dat het zelf in stand gehouden wordt door het nu, maar dat het nu dus geen onmiddelijkheid is, maar een bemiddeling. Er is namelijk gevoeligheid gekomen. Het nu ontstaat door een zekere samenwerking, iets universeels. Zo kan er een nieuwe zintuigelijke zekerheid komen. 46. Hij stelt dat het gevoelige iets universeels is, en dat het als zodanig uitgedrukt wordt, en we zeggen niet wat we bedoelen. Taal is alleen maar iets wat uitdrukt, maar kan nooit volledig overbrengen wat er bedoeld wordt. Daarvoor is het te ingewikkeld. 47. Hij stelt dat het universele de waarheid is van het object, dus het object herbergt de waarheid in de kern, maar niet als een onmiddelijkheid. Er is namelijk ontkenning en bemiddeling nodig. Het 'nu' en ook het 'hier' zijn dus in principe totaal leeg en 464 onverschillig. Dat is dus het ware leven helemaal niet. 48. Hij stelt dat de gehele context van zintuigelijke zekerheid, als geheel, op waarde geschat moet worden, en als kern waargenomen dient te worden, en niet langer gezien mag worden als een moment van zintuigelijke zekerheid. Het gaat dus om het geheel, niet om het nu. Het nu is een illusie, een abstractie. De onmiddelijkheid bestaat zo alleen nog maar als een relatie, en omzeilt het 'hier en nu'. 49. Het 'nu' is weggesijpeld, doordat het ontleed werd. 50. Het 'nu' is dus eigenlijk een allegorie van het zintuigelijke. Dieren zijn niet van deze wijsheid uitgesloten zijn, en zij zijn juist veel dieper ingewijd hierin, want zij blijven niet bij de zintuigelijke objecten stilstaan alsof die objecten in zichzelf bestaan. Zij zijn wanhopig over de realiteit van deze dingen, in de totale zekerheid dat deze dingen absoluut waardeloos zijn. Zij helpen zichzelf en vernietigen de zintuigelijke objecten, en de gehele natuur verheugd zich wanneer deze geopenbaarde geheimenissen getoond worden over de zintuigelijke objecten, stelt hij. 51. Hij stelt dat er niet gezegd kan worden wat er bedoeld wordt, omdat het object ontoegankelijk is voor de taal van het bewustzijn, dat wat universeel is. Hij stelt dat het een onmogelijkheid is. Hij stelt dat de spraak een hogere natuurlijke eigenschap bezit die onmiddelijk elke betekenis omdraaid om er iets anders van te maken, zodat de mens alleen door ervaring leert wat in feite de waarheid is van de zintuigelijke zekerheid. Hij stelt dus eigenlijk dat het Woord niet goedkoop is, en niet materieel. Het Woord is abstract om elke betekenis om te draaien zodat de mens er niet zomaar mee weg kan lopen. Het is dus een soort beveiliging. Hij stelt dat de mens niet het onmiddelijke moet kennen, maar moet leren waarnemen, leren onderscheiden.

465 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication