bouwen. 13. In het toetsen zijn er vele valstrikken, waar onze studie reeks aan is gewijd om die te ontmaskeren. 9. De mens mengt de hemelse geboden met zijn eigen overwegingen. 4. Het touw over de muur 1. Daarom moet de mens altijd door toetsen, door en door, om tot de eeuwige arena te gaan, en zo tot het eeuwige Woord. 2. Die weg ligt open voor de mens, maar dit is een smal pad, en velen haken af, en velen beginnen er niet eens aan. Dat is een beproeving. 3. Er ligt een waarschuwing tegen slapheid en laksheid hierin die leidt tot blinde overmoed. 4. Hoe diep en ver is die blindheid al over de mens heengetrokken ? De mens leeft in een waas, een roes, en daarom moet de mens terug om met dit geheimenis te worstelen. 5. Houdt koers in nuchterheid in waakzaamheid. Nu ging het er om spannen. Zou de mens het beloofde wilde land innemen, of zou de mens ergens afhaken, afvallen, halverwege, want vele mensen vallen ten prooi aan lauwheid. 6. Lauwheid is het ergste wat je moet vrezen. De lauwen worden door het hemelse koninkrijk uitgespuwd. 7. Velen zijn totaal onverschillig, dragen het lijden niet en worstelen niet. 8. Halfslachtigheid is ook zo’n weg die nergens toe leidt. Je komt dan in allerlei wazen terecht. 846 10. De mens heeft zijn eigen toetsmethodes, vaak dubbele maatstaven, en komt zo met zijn eigen rekensommetjes vaak tot snelle zelfovertuigingen, als een valse vrucht. 11. Toetsen is een wetenschap. Zonder deze wetenschap komt de mens al snel in een van de valstrikken op het pad van toetsen. 12. Oh, wat een pijn om tot de waarheid te komen, oh wat een worsteling. De mens moet dag en nacht worstelen om tot de waarheid te komen. 13. Pijn en worsteling is leven, want leven is het doorleven. Het leven is er niet zomaar. 14. Ergens in pijn en worsteling is er het touw over de muur, en dan kan de mens terug naar de wildernis. De pijlen door het vlees zijn dan toch ergens goed voor geweest. 5. Het wordt alleen aan de wilden geopenbaard 1. In wat voor wereld zijn kinderen terecht gekomen ? Oh ja, vleselijken houden ervan te liegen naar kinderen, alsof die in het paradijs zijn gekomen. Alles is goed en wel hier, neemt, eet en drinkt. Toe eet maar. Het is goed. 2. De vleselijken hebben de schepping totaal kapot gemaakt. Ze eten het vlees van kind en dier. De vleselijke is het zwijn in het paradijs die het onwetende kind van de verboden vrucht doet eten, en zo sleurt de vleselijke het kind naar een
847 Online Touch Home