527

29. De onbesnedene mag niet offeren, omdat de onbesnedene niet weet wat offeren inhoudt. De onbesnedene is een dwaas. Zij die zichzelf niet besnijden en niet offeren, worden overgeleverd aan 'kareth', het afgesneden zijn. Dat is wat het dwazendom is. Ze willen de genade, niet de besnijdenis en de studie. Het zijn zoetekauwen. 30. De dwazen zijn dus geen besnedenen, maar afgesnedenen. 31. Het ware offeren is de besnijdenis. De besnijdenis is de het introspectivisme, en waar dat niet gebeurt begint de mens te projecteren, en raakt verstrikt. 32. De slachtwetten waren dus metaforisch voor besnijdeniswetten waardoor de mens loskomt van het vlees, van de zonde en allerlei leugenachtige projecties. Door de slachtwetten gaat de mens de vermindering in. Het is tegen hemzelf gekeerd. De mens moet het mes leren kennen. 33. Deze natuurwetten waarmee de mens is omringd zijn bedoeld om de mens te verwarren, zodat de mens niet overmoedig wordt, maar voorzichtiger en voorzichtiger. Het mes is op de mens zelf gericht, niet om de mens te vernietigen, maar om de mens te bevrijden van het ego, van de onwetendheid. Het mes zal zo de mens leiden, en de mens zal leren het mes te hanteren. 34. Het mes staat dus nooit op zichzelf, maar gaat dus altijd door deze fases heen, om misbruik te voorkomen. Het mes is er niet om de mens te vernietigen, maar om de mens te tuchtigen, te beveiligen. Daar gaat ook het boek Spreuken over, oftewel het boek Mishle in het Hebreeuws. De mens moet allereerst de werken van het mes aanvaarden. 35. De mens moet een relatie aangaan met het mes, het mes leren kennen. Het valse mes moet 527 overwonnen worden. Dit is een ontmaskeringsproces wat plaatsvindt in de studie. 36. Als die relatie tussen hemel en aarde er niet is, dan zijn alle andere relaties waardeloos. 37. Zoekt eerst het koninkrijk van God, en de rest zal je wel of niet gegeven worden, want ieder mens gaat een uniek pad in het leven. 38. De volkeren staan niet op zichzelf, maar worden door elkaar uitgelegd. 39. Vaak blijkt het dat de Germaanse metaforische mythologie parallel loopt aan de Israelitische traditie, zoals de Germaanse strijdgodinnen, de valkyries, die de gesneuvelden uitverkozen en opnamen van het strijdveld om hen tot het valhalla, de Germaanse hemel, te nemen, parallel lopen aan de Hebreeuwse naam van het offerboek Leviticus, Vayikra, de roependen. In beide gevallen gaat het om het zelfoffer, het afleggen van het ego, voor het hogere goed. 40. In die nacht wordt de mens dus opgenomen door de valkyries, de Germaanse strijdgodinnen, omdat de mens aan zichzelf is afgestorven op het strijdveld. Dit is een groots gebeuren in de Germaanse mythologie. 41. Adam moest eerst in een diepe, paradijselijke slaap vallen voordat hij Eva kreeg als hulp. Deze paradijselijke slaap bewaakt ons voor overmoed en misleiding. 42. De mens moet komen tot de bron van de natuur, tot het toetsen. De mens mag niet overmoedig vertrouwen. Er zijn teveel gevaren, teveel misleiders. 43. Het is de dag van de urim, van het onderzoek. De bron komt deze toetsers tegemoet en geeft het haar beminden in de slaap.

528 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication