788

En op zoveel pilaren van tranen was deze stad gebouwd, Een verhaal wat je niet kent, Maar je waakt ertoe op Alles was anders op hoge golven. 12. Maak een betere wereld. Begin met wenen, om zo op de tranenrivier te gaan tot het Woord. Dat kunnen alleen je eigen tranen zijn. Het moet door je heenvloeien. Je kunt het niet iemand anders laten doen. Op een zondebok of pispaaltje ga je het niet redden. Je moet zelf. 13. Je tranen zijn dus kostbaar, heel kostbaar. Dat is je ware sieraad. Vergeet alle andere sieraden en schoonheden maar, want dat is allemaal valselijk bedrog. 14. De rivier van weeklacht leidt tot de paradijselijke afgrond. In de leegte zal alles heel traag en moeizaam ontstaan door klagen en smeken, zodat er niet gemakkelijk over gedacht wordt, het niet misbruikt kan worden, en het niet trots maakt. Daarom is de rivier van weeklacht eeuwig. 15. De test-opdracht om niet zomaar jezelf over te geven aan indrukken en gevoelens, hoe vroom ook, moet tot tranens toe uitgevoerd worden. Alleen in de eeuwige arena is de mens veilig, de volhardende mens. 16. Het is uw diepte en het leidt u, en zuivert uw mond. Ja, een wachter van de mond is Zij. Zij spreekt als de golven van de zee. 17. Het overweldigde mij als de zee van tranen, Maar bracht mij hier. Mijn boot strandde, en dit strand is mijn verdere leven, De wildernis in, om Haar te ontdekken. 18. Het was een boot van groot verlies, Maar wat heb ik eigenlijk verloren, en wat heb ik gewonnen ? 788 19. Nee, gij kunt haar niet omkopen, oh prediker. Gij staat voor de eis van de wet. In ballingschap zult gij gaan, en aan haar rivieren bittere tranen wenen. En uw herinnering zal niet meer daar zijn. 20. Ik ging over de rivier van tranen waarachter een oerwoud was dat tot de zee van tranen leidde. 21. Ergens bij de zee van tranen was een tunnel die onder de grond leidde. 22. Het liep uit op een grottenstelsel waar veel boeken waren. 23. De boeken stonden vol van kronieken. Ik begon de boeken te bestuderen. 24. Twee bewapende vrouwen kwamen op mij af in het grottenstelsel. Ze grepen mij. ‘Hier is hij,’ spraken zij. 25. Ik werd tot een kooi getrokken waarin ik de boeken onder dwang moest gaan studeren. 26. De kooi werd op slot gedaan, en zij vertrokken weer. 27. Zij die niet wenen missen hun doel. 28. Soms denken we : Dit moet een vergissing zijn. Maar toch mogen we de leiding van het grote Woord door alles heenzien. Het Woord vergist zich niet. Het Orionse medicijn 29. Alles en iedereen werkt voor het goede, voor de kennis. Alles is onze medewerker.

789 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication