687

verstenen. 2. Kierkegaard stelde dat het dialectische systeem van Hegel, dus van stelling en tegenstelling komen tot samenstelling, alleen gevormd kon worden door het eenlingenschap, op het pad van de uitzonderingen. 3. Het was een totaal andere oorlog dan die van de religies. Ze vuurden elkaar aan, inspireerden elkaar, maakten iets moois van elkaar. De één werd het werk van de ander. Ze versierden elkaar. 4. Het heeft geen zin om tegen het absurdisme te strijden, want het wordt alleen maar absurder, en in je strijd tegen het absurdisme word je zelf ook alleen maar absurder. 5. Je denkt het slechts, het is niet waar, stelt de Duitse filosoof. De werkelijkheid ligt altijd genuanceerder. 6. In Kierkegaard's boek 'Vrees en beven' (1843) stelt hij dat Abraham werd tot een monster om Izaak van de borst van Sarah te laten ontwennen, en waardoor Izaak zijn geloof verloor. In mijn kinderdromen werd ik ook losgesneden van de moeder, en de vader was een monster. Dit gaat dus over een periode in de kerkgeschiedenis waarin de mens wordt losgetrokken van de moeder kerk. De vader is een monster die zijn kind op die manier offert, alhoewel dat slechts metaforisch is. Het kind moet namelijk de bron in zichzelf zoeken, zijn innerlijke moeder. Dat de vader een monster is is een beeld van de verbrokenheid van het kind die van de moederborst is losgetrokken. Volgens Kierkegaard was de moederborst voor dat doel zwart gemaakt. Het kind moest zo van geloof komen tot de rede, tot de hogere rede wel te verstaan, van het individu. Daarom liepen de paden van de kerk tot de filosofie. 7. De vader is slechts een innerlijke dynamiek van 687 het kind die er voor zorgt dat hij niet terug gaat naar een uitwendige moeder, maar op zoek gaat naar de inwendige moeder, oftewel het principe. Het kind moest gaan van Maria tot Moria, of tot mara, bitterheid. Maria is ook de naam voor god in het Aramees. Het kind moest hiervan loskomen om op zoek te gaan naar zijn innerlijke bron, niet meer een uitwendige god. Moria was de berg van dit offer. Hier verloor volgens Kierkegaard Izaak zijn geloof. 8. Izaak keek naar Abraham's gezicht, stelde Kierkegaard, en het gezicht was totaal veranderd. Dit gebeurde nadat Abraham zich van Izaak had afgekeerd, was weggerend. Toen hij terugkwam was hij anders, als een monster. Abraham zei dat hij Izaak's vader helemaal niet was, maar een afgoden dienaar, en God had dit ook niet van hem gevraagd, maar het was slechts zijn eigen wil. Hij greep toen Izaak bij de keel en gooide hem op de grond en begon op hem te schelden. Hij noemde hem een stommeling om te geloven dat hij zijn vader was en dat dit allemaal van God zou komen. Van schrik richtte Izaak zich toen tot zijn innerlijke bron, het hogere. Abraham was blij dat Izaak nu inzag dat hij een monster was, zodat Izaak zijn ware relatie met de ware bron niet zou verliezen. Ook Sarah was tot een monster gemaakt, haar borsten zwart gemaakt, opdat Izaak dus niet meer terug zou gaan tot het materiële. Hij zag nu wat het was, zoals ik ook eens een kinderdroom had over dat de vader en moeder in monsters waren veranderd. Zij waren henzelf niet meer. Er waren geen herkenningspunten meer. Izaak moest zijn moeder verliezen. Hij mocht geen moeder meer hebben, want die was alleen binnenin. 9. Izaak kon niet spreken over wat er was gebeurd. 10. Schopenhauer was als de Calvijn van de Duitse filosofie : de wil van de mens moest eraan. De mens moest zijn vrije wil weer inleveren, opdat de hogere uitverkiezing van de natuur, die uit principe zeer selectief was, zoals Darwin stelde, kon komen.

688 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication