11. Dit is een oude germaanse waarheid : de walkuren zouden alleen diegenen opnemen die aan hun wil op het strijdveld waren gestorven. Ze lieten zich hierin niet bedriegen door uiterlijke vormen, want dan zouden ze zelf uit de hemel vallen. De strijdgodinnen verkozen geen mannen vanwege hun stropdassen of grote voertuigen of vanwege veel geld, maar ze keken ernaar of hij sober genoeg was geweest, ascetisch genoeg, of hij een eenling was. De walkuren (of valkyries) waren dus gewoon puur de natuur principes zelf die de man in zichzelf moest ontwikkelen en moest oefenen. Dat is de ware betekenis van 'het hebben van een vrouw'. 12. Laten ze zichzelf niet voor de gek houden hiermee. Dit zijn metaforen van filosofische principes die de mens in zich moet ontwikkelen. De vrouw bestaat dus helemaal niet, maar is slechts een metafoor ergens van. Niemand is zomaar vrouw of man. Er wordt hier een diepere filosofische taal gesproken. 13. In de stad of net buiten de stad kruipen de van de zonde en gulzigheid dik geworden mannen naar de zonde toe en noemen het geloof. 14. De jaren 1800 moesten gezonde voorwaarden stellen om het prikkeldraad te leggen om de Kantiaanse filosofie heen, want er werd inmiddels al flink misbruik van gemaakt, wat zijn hoogtepunt kreeg in de jaren 1900. 15. Deze lijnen trekken dwars door de kerk en de new age heen. Niemand ontkwam dus nog aan het Kantiaanse fundament en model, zowel in goede vorm als in pseudo-vorm. 16. Kant ziet de filosofie als mentale architectuur. Alleen maar gelukzaligheid is niet het hoogste goed voor de rede, stelt Kant, want er moet waardigheid zijn, de juiste zeden, wat in de rede inbesloten ligt. De rede is dus niet hedonistisch, en de mens die het geluk wil mag zich afvragen : ben ik het waardig ? 688 En wat is het ware geluk ? Is de ascese niet een weg die veel dieper gaat ? Kent de mens bijvoorbeeld het belang van pijn en verlies ? En is het geluk juist ook niet dat wat je aan de ander geeft ? Dit hoeft zeer zeker niet rechtsstreeks te zijn. Het kan ook heel subtiel gaan, maar vast en zeker. Het kan ook heel langzaam gaan, maar zeker. Wat is het ware geluk ? Volgens Kant is het een belangrijkere vraag voor de rede : wat is waardigheid ? 17. Kant stelt dat in de kinderjaren van de rede het als eerste dogmatisch is. Dat is ook niet zo vreemd, want het kind heeft nog geen begrippen om zichzelf uit te drukken, en gebruikt dan het weinige wat hij heeft of gewoon wat hem geleerd is. Dat kan dan heel bot overkomen, maar het kind heeft geen ander medium nog, dus de mens moet ook zeker door woorden heen kunnen prikken. Het kind spreekt dus in feite heel cryptisch en symbolisch, abstract. Dan komt de tweede fase waarin het oordeelsvermogen door ervaring voorzichtig is geworden en wijs, dus als tweede is het sceptisch. Maar dit oordeelsvermogen moet dan nog rijpen, volgroeien, door het toetsen en het vinden van vaste grond. Het is niet slechts getoetst, maar ook beproefd, dus eigenlijk zelf-beproeving. Dit houdt volgens Kant in dat niet de feiten van de rede beproefd en beoordeeld moeten worden, maar het vermogen en de deugdelijkheid van het systeem van de rede. Dat is volgens Kant de kritiek van de rede. 18. Kant stelt dat de rede zich altijd moet onderwerpen aan de kritische rede. Zo niet, dan wordt de rede verdacht. Er moeten altijd weer kritische noten in de rede zijn, anders is het niet veilig. Kant stelde ook dat er een grotere eenheid is wanneer er een grotere verscheidenheid wordt toegestaan die elkaar ondersteunt. 19. Kant stelde dat juist in de grotere eenheid door de grotere verscheidenheid het doel zichtbaar zou worden.
689 Online Touch Home