831

hen op. In de hemelse visserij voedt zij hen op. 4. Zij gaat niet achter de massa’s aan. Zij is geen meeloper. Het is haar niet om aandacht en eer te doen. Zij is de hemelse visser. 5. Zij werpt de netten in de duisternis, terwijl vissen ten onder gaande in de trots van hun veeleisendheid. 6. Zij weten niks, maar pretenderen te weten. Zij zijn de stilstand van de zee. 7. In de opgeblazenheid van hun kieskeurige verstand gaan ze de ondergang tegemoet, als vissen naar adem happende op het droge, omdat ze het donkere niet wilden zien. 8. En ik zag de aardse vrouw als een groot kwaad. Haar wegen leidende tot de dood. Zalig zijn zij wie in de hemelse visser hun weg vinden. 9. Weest niet meer hoog verheven boven allen. Schenk aandacht aan het geheel, niet alleen aan uzelf en de uwen. 10. En ik zag een ander groot kwaad : de lauwen. Zij zijn allen de stilstand van de zee, want zij waren harteloos. Zij worden slechts voortgedreven door de golven van de zee, en door de netten. 11. Zij die leven in hun eigen enge wereld zijn slechts vissen, vissen in de zee, als druppels op de huid van de hemelse visser. 25. Jachtspsalm van Buli 1. Klagende aardse vrouwen, klagende om aandacht voor hun veeleisendheid, als druppels druipende over haar donkere huid. 2. Klagende aardse vrouwen, zuchtend om aandacht voor hun superioriteit, superieur in denken, in doen en laten, slechts eenzijdigheid. 3. Zij is de oceaan, haar baarmoeder de rivieren, haar roep doorklinkt door de netten. 4. Het kind wordt in de rivier geworpen om te leren zwemmen 5. De hemelse visser voedt mij van haar borsten, zij doet mij ontwaken tot de strijd. 6. Zij dromen niet, zij lijden niet. Zij hebben werk. Naakt staan zij in de rivieren. De vromen zijn sterker dan de veeleisenden. 7. Is de waarheid dan geen hemelse visser ? Ik doorboor die leugens. Het is niet mijn pijn, maar mijn werk. 8. Zij is de hemelse visser, opgetooid met vissengraten. Doorboren zal ik die hooghartigheid, het kwaad en het spreken van leugens. Doorboren zal ik ze, met hun eigen graten 9. Door de duisternis kom ik tot haar, waar water tot bloed wordt, mijn tent vol met graten 10. Doorboren zal ik al die leugen gedachten, al die leugens. Ik rust mij toe tot het visserswerk. Het is geen strijd, maar werk. Zij kan geen leugenaars 831

832 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication