zien. aan, de komende dood. Op haar wanden is het gratenschrift. 11. In haar grot is zij is naakt, waar zij de voorhangsels weeft, want dit is niet voor de zwijnen. Ik rust mij toe tot de jacht, haar voorhangsel gedoopt in bloed. 7. Het is niet mijn pijn, maar het visserswerk, en zij vist ook op mij. Zij is naar mij op jacht, en zij is slager, de leugen moet sterven 26. Visserspsalm van Buli 1. Zij staat aan de kant van de rivier, Haar vissersspeer uitgestoken, met hun eigen graten doorboort zij hen, in de diepe duisternis. 2. Vissers in de duisternis zijn zij, met duistere netten, want hun leugens moeten sterven. 3. Hang hen aan rekken, die leugens, laat hen leegbloeden, Vliegen op biefstuk en ham, kondigen hun dood aan, vechten om hun lijken 4. De hemelse visser waakt, zij staat in de rivier, waar het water van haar lijf drupt, waar water in bloed verandert 5. Haar lichaam is vuil door werk in het oerwoud, in bloed wordt zij gewassen Waarom strijden de vijanden ? Waarom woelen de volkeren ? Waarom proberen ze haar banden te verbreken ? Tevergeefs, want zij trekt de banden aan, waar water in bloed verandert, waar zij ten onder gaan in ijdelheid 6. Vliegenplagen kondigen bloed en ballingschap 832 8. Het is haar om de waarheid te doen, het hemelse woord ligt op haar tong, als een gifpijl in de jacht 9. De waarheid verspilt ze niet aan de zwijnen, zij houdt de speer op hen gericht, en spreekt tot hen in gratentaal. 10. Dit kamp is gebouwd van graten, met graten hebben ze zich uitgedost, doodsbeenderen liggen overal, vanwege de macht van het stille 11. Kent gij dan de macht van het visnet ? Ziet, zij is een werktuig van de hemelse visser, en wanneer zij in haar netten verstrikt raken, sterft dan niet de leugen ? 12. Waarom zoudt gij dan beweren de hemelse visser niet nodig te hebben ?Aan haar speer sterven zij, om u op te voeden. 13. Zoudt gij dan niet deze dingen aanvaarden, opdat gij zult naderen tot haar kamp, opdat het dons uw schaamte bedekt ? 14. Waar een schedel op een paal van het geheim spreekt, daar kunnen zwijnen niet toe naderen 15. Zoudt gij dan niet het visnet in uw harten ontvangen, opdat gij aan de leugen afsterft ? 16. De schedel op de paal spreekt hierover. Gij moet minder worden, opdat gij tot het hemel opgenomen wordt, daarom mag gij het visnet niet laag achten.
833 Online Touch Home