goede, in het sobere, om aan het gevaar van materialisme te ontkomen, het alsmaar meer willen, komen tot de door God ingeschapen rede, wat in de voortijd Name werd genoemd, ook wel voorgesteld als een vrouw in de natuur, wat een beeld is van het scheppende vermogen van de mens, de baarmoeder. 12. In de voortijd was er een geschrift genaamd 'de geschriften van Name', oftewel de geschriften van de Rede. Zij was het begin van alle dingen. Ook in het boek van Johannes komt dit terug : In den beginne was de rede en de rede was bij God en de rede was God. Dit was in den beginne bij God. 13. De baarmoeder is breed, donker en nat, om het kind voldoende te beschermen. 14. De lijdensgezinde moet op zoek gaan in de wildernis naar de tent van God. Als wij dan in gezonde vrees tot deze tent zijn gekomen, dan mogen wij in die tent ook rusten. 15. We mogen God's hulp niet met mensenmaat afmeten, want al wat de mensen met veel moeite tegen God doen is zonder enige betekenis. God gestolen. Zij zagen God slechts als een gebruiksvoorwerp. Veel mensen zien God ook als een woord, iets wat ze kunnen bezitten en veel gebruiken door er maar gewoon in te geloven en het uit te spreken, liefst op een traditioneel kerkelijke manier, maar God is de Rede. God is de hogere natuur-filosofie, die niet buiten de noodzaak van de studie omwerkt. 3. De mens denkt dat God aan zijn zijde staat omdat hij iets in de hand heeft, maar het zijn slechts bedriegelijke uiterlijkheden, en ieder mens moet hiervoor op zijn hoede zijn, voor ijdel vertoon. De mens moet strijden en leren. Het komt de mens niet zomaar aanvliegen. 4. De mens moet als vreemdeling leven in deze wereld die door velerlei begeerten wordt gedreven, opdat de mens met volharding naar een beter leven streeft. 5. Wat ten kwade tot ons gedacht wordt zal God ten goede voor ons denken, als de verwonderlijke voorzienigheid van God, wat ten diepste de eindeloze vindingrijkheid is van de natuurrede. Het ligt diep in onszelf verborgen. 19. De oerwoudsbloem 1. Ismael is een vluchteling in de wildernis, in bergen en dalen en vreemde landen, terwijl de vijand zo zijn relikwieën stal, en zo misbruikten zij het geestelijke, want zij kenden het geestelijke niet, en konden er alleen op een uiterlijke manier mee omgaan, met huichelachtige plechtigheden, allemaal hooghartig bedrog. 2. Zo dachten ze, dom als ze waren, dat God ook nog aan hun zijde zou staan. Zij hadden immers 693 6. Daarom worden wij soms in putten geworpen om dat te vinden, en daarom mogen wij ook ernaar op zoek gaan, en ernaar graven, in deze onuitputtelijke natuurmijn van de rede. Daarom mag de mens studeren hierin. Waarom graven wij putten ? Waartoe ? Om anderen kwaad te doen, of om onszelf te onderwijzen over de verborgen wonderen van moeder aarde. Hoe we het ook wenden of keren : Wij gaan altijd in de putten die wij zelf graven. En hoe dan ook is het altijd om ons te laten zien zien wat wel kan en wat niet kan. 7. De lijdensgezinde wilde niet slechts dankbaar zijn, maar de lijdensgezinde wordt vervoerd tot bewondering van God, van de rede.
694 Online Touch Home