met het andere, als exclusief. Dus dan stelt hij weer dat hij ook niet correct was door het object alleen maar als een commune te zien met anderen en als een samenhang. Hij moet het dus ontleden en zien als een exclusieve 'één', oftewel als een opgebroken eenheid. Het is eigendom wat tegen elkaar verdeeld is, en daarover onverschillig is en het tast elkaar niet aan. 61. Hij stelt dan dat hij niet correct was toen hij het zag als exclusief, iets wat anderen buitensluit, omdat het een bepaalde samenhang had, want het is nu een universeel, communaal medium waarin vele eigendommen als sensitieve universaliteiten op zichzelf bestaan en anderen buitensluiten wanneer ze vast en definitief zijn geworden, maar echt vast is het voor hem nu ook weer niet, want het is zowel geen eenheid als geen samenhang, maar iets wat daar nog achter ligt. Hoewel het dan weer wel een eenheid is als bezit en vastgesteld door de samenhang met het andere. Wat hij probeert duidelijk te maken is dat het niet om het 'ja' gaat of het 'nee', maar om het 'hoe'. Hij wil nergens in vastgroeien, dat blijkt, en daarom draait hij voortdurend, verandert hij voortdurend, om tot de juiste schakels te komen, in de juiste verhoudingen. 62. Het 'ja' sluit het 'nee' niet uit, en andersom ook niet. Het is een bepaalde samenhang, maar ook weer niet. 63. Hij schetst zo een enorm ingewikkelde filosofische wildernis die de mens moet leren kennen om zo te kunnen overleven en erdoor heen te kunnen komen. 64. Hij stelt dat hij dan een cirkel heeft gemaakt en weer terug is gekomen aan het begin en teruggeworpen is in de kringloop die zowel zichzelf ontkent in het moment als in het geheel, om zo ook weer opgenomen te worden in een groter geheel. Het telkens maar weer afbreken is dus ergens voor nodig, om deel te hebben aan de hogere en grotere 466 kringlopen van het bestaan. 65. Hij ziet dus deze wielen voor zijn ogen groeien en in elkaar overgaan naarmate hij ze dieper ontleedt en ontkent. 66. Het bewustzijn gaat ook weer terug naar zichzelf, het eerdere, en ervaart dat dan op een hele andere en nieuwe manier. Zo kunnen dus ook de herinneringen genezen worden en worden aangeboort als bronnen van grote, immense, creativiteit. 67. Het laat dan ook zien dat het allemaal bezit is van je eigen bewustzijn, alles wat je hebt meegemaakt. Het is jouw bezit. 68. Het stopt dus allemaal niet bij Marx. Het is pas het begin, en leidt terug tot de Hegel bron. Het danst allemaal op draaiende dualiteit die nooit stopt. 69. De één maakt altijd weer een contrast met het andere. Het is de eigenschap van de één. 70. De contrasten zijn de verschillende onderdelen van de 'één' zelf. Het brengt alleen het zelf met het zelf in verband, en relativeert alles. Dit zijn noodzakelijke processen die begrepen dienen te worden. Het kan dus helemaal niet exclusief zijn en anderen buitensluiten, want het is immers de 'één'. 71. Er is dus alleen schijnbaar exclusief. Er worden schijngevechten gevoerd. 72. Het is een bepaalde relatie die nogal ingewikkeld is, en begrepen dient te worden. 73. Er is altijd een 'ja' in het 'nee' en een 'nee' in het 'ja', maar toch ook weer niet. Het hangt helemaal van de situatie af van hoe het draait en in wat voor situatie het terecht is gekomen. 74. Het zijn draaiende filosofische strategieën om in
467 Online Touch Home