359

beesten die weggevaagd zullen worden beelden zijn van het ego, dus niet letterlijk, maar symbolisch. Het staat voor alles wat geen dienstknecht van de natuurkennis is. Zo begint de tocht van Zefanja, de nomadische Ezau door de onderwereld. Deze tocht gaat dus erg diep. Er moeten heel wat valse geesten, valse karakter-eigenschappen, losgesneden worden. 88. Het zwijgen wijst terug op een wachter voor de mond krijgen, wat Zefanja krijgt, als de nomadische Ezau die komt tot zijn innerlijke kind. 89. Er gebeurt een verschrikkelijk oordeel in het boek Sefanja. Het is als de komst van de naakte vernietiger, die voor het aangezicht van de Here staat in het boek van Job. Zij is de bewaker van de oer-afgrond, van de baarmoeder. Zij kwam om Job daarnaar terug te nemen, en Job wist dat hij ook de naaktheid in zou moeten gaan, als ontmaskerd. Zij stond in haar naaktheid op de naakte abad, Ezau. 90. Haar sieraden waren gemaakt van mensenschedels. Zo vreesde de abad de natuurkennis, omdat die allereerst zeer verwoestend was. Eerst moest er zoveel afgelegd worden. 91. En dan zien we een overblijfsel in dat oordeel, die een gezuiverde tong hebben, een getemde tong, een wachter voor de mond. Zij zullen geen leugen spreken. Zij hebben een voorzichtige tong, vol van hemelse vreze. 92. Het is het klagen van Ezau. Er zijn geen hoogmoedige en overmoedige woorden meer. De mond is vervuld met klaagliederen. 93. Als we dan gaan inzien hoe belangrijk het oordeel is over het ego, dan gaan wij ernaar verlangen, zoals ook Job ernaar verlangde, en zoals Ezau naar haar verlangde. 94. Hij wist dat hij alleen door haar tot de oerbaarmoeder kon ingaan. Hier was hij naakt uit 359 voortgekomen, en zou hij naakt tot wederkeren, wat symbolisch is in de zin dat er niets tussen ons en de natuurkennis mag zijn. Wij mogen niets voor de natuurkennis achterhouden. 95. Er is een groot lijden voor de mens hierin totdat de mens hiertoe ontwaakt, en dan is het nog een bepaald lijden, maar dan meer vanuit de rust en een dieper inzicht. Hosea en Laodike 96. Hosea moet ook leren te accepteren hoe Gomer, zijn vrouw, is. Hij moet leren haar die ruimte te geven. Toch mag hij haar ook niet opgeven. Hij moet dus een balans leren vinden, en diepte vinden in het probleem. Ook Hosea is een dodenboek. Hij moet een tocht maken door de onderwereld. 97. Hosea zal de diepere natuurkennis in haar ontdekken, het goddelijke zaad. 98. Dit is het herstel van de Moeder God die in de vrouw verborgen is, en de mens zal de Moeder God dienen, omdat het de leerregels van de natuur inhoudt, zonder welke geen leven mogelijk is. 99. Hier zien we het gaan van de oorlog tot de tent, opdat er rust komt. De wapenen zullen verbroken worden. Zo kan er verzoening komen tussen God en de mens. De mens moet door de duisternis van de ontwapening teruggaan naar de oorsprong. 100. Hosea moest dus tot een soort wedergeboorte en ontwaking komen om alles anders te bekijken. 101. Deze strijd gaat verder tegen Efraïm, een Israëlitische stam, die nogal Laodiceaanse kwaliteiten schijnt te hebben. 102. Laodice was de vergiftigster, zoals ook de vrouw op het beest met haar giftige wijn, als de moeder der hoeren.

360 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication