906

waarmee ze haar cosmetische rotzooi heeft gemaakt, godslasterlijke chemische giffen waarmee ze de hoofden van de mens dolmaakt en hen tegen elkaar opzet. Ook haar moedermelk heeft ze er doorheen gemengd. Alleen Ezau zal aan haar ontkomen. Hij werd teruggefloten door de amazones. Genoeg was genoeg. 79. Als een vrouw haarzelf opmaakt naar kakiaitische maatstaven met de felle aandachtstrekkende kleuren van de stad, dan wordt ze een jaagster voor kakia, als een verkeerslicht voor de stadse man. Ook zal zij zo het kind doden. Dit zijn nakers, de levensgezellen van de nephilim. Ezau moest terugkeren tot het duistere oer-oerwoud, om in haar wederomgeboren te worden. Hiertoe moest Ezau eerst verstoten worden. 80. Ezau moest opnieuw begrijpen wat nu het daadwerkelijke verbodene was. 81. De mens kan de gevangenneming niet voorkomen. Dan wordt de mens in een gesloten hof gezet, in een kooi, in een stelsel van limieten. Hier kan de mens geen oorlog meer voeren. Hier moet de mens de tentendienst weer leren. Zo wordt de mens voorbereid op de geestelijke oorlogsvoering, zodat er een duistere geboorte zal zijn. 82. Ezau ging in gevangenschap, waarvan de vreemde vrouwen een beeld waren. Zij waren de vrouwen van het beloofde land. Een vrouw is niet zomaar een vrouw, maar een heilige gevangenschap voor de man, waarin de man wedergeboren kan worden en wederopgevoed. 83. De vrouw is de bron, en de bron beveiligt haar kinderen, en camoufleert ze ook. Daarom gebeuren er zoveel verwarrende dingen in een mensenleven, omdat de mens deze patronen niet begrijpt. De vrouw is een zeer abstract wezen, een principe. Zonder de vrouw overleeft de man niet. Dit zijn realiteiten, archetypes, binnen de mens zelf. 906 84. Wanneer de mens zijn tranen uitstort dan maakt de mens contact met het vreemde. De mens voelt zich vreemd en zwak, kwetsbaar, wanneer de mens zijn tranen uitstort, maar het kan ook heel veilig voelen en vreemd, buitenaards. De mens wordt dan soms zelfs opgenomen tot een andere sfeer. Het is ook niet zo vreemd. Rebekkah, het vreemde, het smalle pad, betekent in het Hebreeuws 'het uitstorten van tranen', en zo weende Ezau. 85. In de stad zegt men : 'Niet wenen.' Of nog erger : 'Een man weent niet. Dat is iets voor vrouwen.' Maar de tranen zijn de schoonheid van de man. Ezau werd getooid door zijn tranen als een welgevallig geschenk voor de natuur, voor Rebekkah. De diepte der kennis wordt door tranen gedragen en is een welgevallig offer voor de levensbron. Waarom zou een man dan niet huilen ? Dat zou kakiaitische bedriegelijke theologie of theosofie zijn. Nee, de mens moet wenen opdat de mens niet vastloopt. Het zijn de rivieren die zo kunnen stromen. Als je kunt wenen, dan is dat een teken dat je nog leeft. 86. Wat water is voor het lichaam om het te wassen, zo zijn tranen om de ziel te wassen. 87. De mens moet eerst aan bepaalde voorwaarden voldoen voor de geestelijke oorlosvoering. 88. De betraande kus van Ezau is een vreemde kus. Ezau was altijd een vreemdeling in zijn eigen land, omdat hij een wildernis mens was die de logistiek kende. Hij was niet snel van vertrouwen, maar toch werd hij bedrogen door Jakob, misleid, omdat hij in een positie van honger terecht was gekomen. Ook Adam werd in een onbehoed moment door Eva misleid. Adam is ook het wortelwoord van Edom, het volk van Ezau. Ezau was de wenende misleidde. Hij was in een valstrik gelopen. Waarom ? Omdat hij moest mengen. Hij moest opgenomen worden.

907 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication