6

Inzetting 4. Worstelen met het zwijn De mens moet met het vlees worstelen, wat uitgebeeld wordt als een zwijn. De mens moet tot de eeuwige volharding komen, het volkomen geworden geduld, tot het eeuwige ijs waar het Erymantische zwijn ten onder gaat (Odenlech 15:28). Inzetting 5. Het kennen van de grootte van de zonde De mens moet weten hoe groot de zonde en de ellende is. Eerst moet je de grootte van het vlees kennen voordat je het kunt overwinnen. (Anderlech 8:10) De natuurvrouw is een beeld van de overtuiger van zonde, de meter van de zonde. Zij is een beeld van het Woord, waarin wedergeboorte is (Anderlech 8:32-35). De grootste ellende van de mens is het niet kennen van zijn ellende. Het weten hoe groot de zonde en de ellende is is de relatie en vervulling van het Woord (Anderlech 6:75, 9:24). Inzetting 6. Naar het beloofde land De mens moet de tocht tot het beloofde land gaan, de vijanden overwinnen, als een pelgrim, alles achterlatende. Dit is een uittocht uit de stad. De mens moet terug tot de wildernis, tot de bron. Aan de zee moet de mens wachten op de hemelse vogel die hem zal opnemen. In de wildernis zal het touw hem vinden. Laat de mens verder gaan en blijven hongeren in de wildernis, opdat uiteindelijk tot het beloofde land van melk en honing zal kunnen worden gegaan. (Ewa 18:1) Het beloofde land is de hemelse studie. (Ewa 57:8) Inzetting 7. Zonder de tranenrivier geen leven De mens moet de tranenrivier volgen, helemaal terug, tot het scheppingsgeheim en de bron van al het leven. (Zeeën 14:41) Alles buiten de tranenrivier is waardeloos (Zeeën 14:28). Alleen door de tranen van verbrokenheid kun je geheel leeg worden opdat het Woord je kan vullen, waar de tranen toe leiden. 6

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication