Inzetting 8. Worstelen met het Gods-idee Worstel zoals Jakob op Pniel, want dan zal de hemelse kennis je belonen, en je tegemoetkomen (Odenlech 23:124). Juist door de Pniel ervaring wordt het pad gericht en is er leiding. Zo wordt het zuivere onderscheiden. (III Kamba 9:42) Jakob raakte hierdoor zijn materialisme, zijn vlees, zijn zonde, kwijt. (Ewa 11:21) Wij mogen niet overmoedig vertrouwen, maar moeten alles toetsen. Het is belangrijk dat er allereerst een worsteling plaatsvindt met God, in de geestelijke arena, zodat de mens geen valse, ongetoetste goden volgt. Het gaat niet om goden, maar om kennis, en alle kennis moet eerst onderzocht worden, getoetst, dus de mens mag ook niet zomaar blind vertrouwen en zich blind overgeven. (Belech 4:22-23) Inzetting 9. Over genade en loon Het gaat erom in geestelijke loondienst en schooldienst te gaan en niet alles af te schuiven op genade. Het gaat erom dat je eigen karakter wordt gevormd, en dat je dingen die fout zijn gegaan zelf goed maakt, en niet de verantwoordelijkheid afschuift. Genade is in het Aramees de discipline van de opvoeding en de studie, dus niet iets goedkoops of vrijblijvends. (III Werktuigen 1:14). De genade was ingezet omdat de mens valse wetten had opgesteld. Er zijn lagere, vleselijke wetten, en hogere wetten. De ware genade is de hemelse zorg door de hemelse prediking (Belech 5:13) waaraan de mens zich kan zuiveren. Er is lagere, vleselijke genade, en hogere, hemelse genade. Het recht van de mens is vleselijk, en zijn gedachten, maar God is altijd groter. God’s genade is het aanvaarden van de eeuwige woestijn, als het lijden wat tot vruchtbaarheid brengt, de bron in de woestijn, in de wildernis. Dit is wat genade is, als het aanvaarden van de tucht die tot leven leidt, als geduld. (III Kamba 2:63) 7
8 Online Touch Home