8. Het niet willen luisteren is het hart van een zwijn. En zie, zij zullen zijn naam verdraaien, En zijn geheimen zullen verborgen blijven voor hen. 9. Er was een man die langs een ravijn ging en uitgleed. Gelukkig kwam hij slechts in een kleinere inham van het ravijn terecht, maar daar waren doornenstruiken waarin hij verstrikt raakte. 10. Uiteindelijk kon hij uit de inham komen, maar hij was zo verzwakt en verwond dat hij niet meer naar boven kon, dus hij trok dieper in het ravijn. Na een lange tijd van omlaag klimmen kwam hij aan in een andere inham waar een grot was. 11. Toen hij dieper de grot inging in de inham raakte hij in gevecht met een wolf. Hij had geen krachten meer. Hij was zwak en verwond, en kon niet veel tegen de wolf beginnen. Hij stortte ter aarde, maar plotseling werd de wolf weggetrapt. 12. Een jongen stond voor hem. De jongen ontfermde zich over de man, terwijl de wolf wegvluchtte. De jongen verbond zijn wonden en droeg de man dieper de grot in waar hij leefde in een stam. 13. De stamhoofden hadden verschillende dochters en zonen, en nadat de man hersteld was trouwde hij met een van de vrouwen, en werd aangenomen in de stam. Hij kreeg zeven zonen met deze vrouw. Op een dag besloten de zeven zonen dieper te gaan in het ravijn. 14. Ze klommen verder naar beneden, totdat ze bij een andere inham kwamen. Ze gingen naar binnen in een grot waar ze een enorm grote steen vonden. Achter de steen was een vruchtbaar land. De steen sprak tot hen dat hij ze getrokken had tot het vruchtbare land, maar een van de zonen begon de steen uit te lachen en te bespotten, zeggende dat het slechts een steen was. 15. Daarop sprak de steen : ‘Opdat gij deze woorden van waanzin hebt gesproken, en niet hebt opgemerkt dat er leven is in de steen, zult gij sterven. En de zoon die de woorden van spot gesproken had en had gelachen tot de steen viel dood neer. Grote vrees viel op de andere zonen, en sindsdien gehoorzaamden zij de steen, en hadden veel respect 47 voor de steen. 16. En zij spraken : ‘Ja, inderdaad heeft de steen ons tot vruchtbaar land gebracht.’ En ze leefden in het vruchtbare land, en kregen kinderen, en hadden goede oogsten. 17. Omdat de steen niet meer tot hen sprak en niets meer deed begon hun vrees voor de steen af te zwakken. En zij deden wat goed was in eigen ogen. Maar op een dag toen zij de steen weer eens bezochten, wat ze uit gewoonte deden, begon de steen weer tot hen te spreken. 18. En de steen sprak : ‘Zie, ik ben het die u tot dit vruchtbaar land hebt geleid, en u vruchtbaar hebt gemaakt. Zie, ik zal u leiden dieper in het ravijn. Laat dit land dat ik u gegeven heb achter opdat ik u beter land zal geven.’ 19. Maar een van de zonen begon te protesteren, en begon met de steen te argumenteren, zeggende dat ze het hier goed genoeg hadden, en dat het geen zin had om verder te trekken omdat ze alles al hadden wat ze nodig hadden, en dat hij zijn gezin niet in gevaar wilde brengen. 20. Hij wilde hier achter blijven met zijn gezin om in rust en vrede te leven. Maar de steen begon te spreken : ‘Omdat gij deze woorden van onwil en zelfgenoegzaamheid hebt gesproken zult gij sterven.’ En de zoon viel dood neer nadat de steen was uitgesproken. 21. Grote vrees viel op de overige vijf zonen, en zij gehoorzaamden de steen, en trokken met hun gezinnen dieper in het ravijn. Na een lange tijd omlaag klimmen kwamen ze in een inham, waar een grot was, en waar een stam leefde, en zij kwamen in grote oorlog met deze stam. 22. Het was een wilde en woeste stam, en een van de overgebleven zonen begon te klagen over de steen, waarna hij ook dood neerviel. Nu waren er nog vier zonen over, die de steen zeer vreesden. En zij gehoorzaamden de steen, en vochten terug tegen de stam die hen de oorlog had verklaard. 23. En zij verloren de oorlog en werden in
48 Online Touch Home