krijgsgevangenschap geplaatst. En zij leefden in kooien in de grot. Maar geen van hen durfde te klagen over de steen. En zij moesten voor hun ogen zien hoe hun vrouwen en kinderen door de wilde stam werden afgenomen. 24. En in hun hart twijfelden zij aan de steen, maar zij durfden dit niet uit te spreken. Na een tijd werden zij uit hun kooien gehaald en leefden in slavernij tot de wilde stam, en zij begonnen de steen te vergeten, en de vrees voor de steen begon af te zwakken, want de steen was niet meer in hun leven, en er werd niet meer door de steen tot hen gesproken. 25. Ze hadden zich neergelegd bij hun lot. Zo moesten zij werken voor de wilde stam. Alles wat zij hadden was hen afgenomen. 26. Ook hun vrouwen en kinderen leefden in slavernij, maar enkelen van hen herinnerden zich de steen, en hielden vast aan wat de steen hen had gezegd, dat het een beter land zou zijn, en begonnen hierover te spreken tot de wilde stam die hen in slavernij hield. 27. Maar de wilde stam geloofde het niet, en zij dreven de spot met de steen. Een vreemde ziekte kwam over de wilde stam, en zij verzwakten zeer. Ook waren enkelen van hen blind geworden. En zij begonnen de steen te vrezen. Zij spraken : ‘Zie, gij hebt de waarheid gesproken,’ en zij lieten hun slaven vrij, en gaven hen een stuk van hun land. 28. En het land was inderdaad beter dan het vruchtbare land wat zij hadden. En ook zij gaven toe dat de steen de waarheid had gesproken. 29. En het nageslacht bezocht de steen, en op de steen stonden grote woorden geschreven, in allerlei lagen. En de steen was als gestolde tranen, als het tranen glas. En er kwamen stemmen uit de steen, en echo’s. En zij tekenden deze woorden op in de grotten voor de nageslachten, tot een eeuwig teken. 30. En de woorden van het tranengesteente staan opgetekend in dit boek. Eeuwen later na deze gebeurtenissen werd er gezocht naar de steen, maar zij konden de steen niet vinden. Wees daarom wijs met dit boek, en ga er goed mee om, als een 48 boodschap en les voor de nageslachten. 31. En het nageslacht ging nog nog dieper in het ravijn, en zij kwamen tot een nog dieper gelegen inham, waar zij een gevecht hadden met holenberen en wilde stammen. Er waren hier veel zandholen, en ze vonden hun weg tot een oerzee, waar holenstammen leefden aan de kust, en waar stammen leefden die woningen op palen hadden in de zee. Er waren ook veel eilanden. 32. Ook met deze stammen raakte het nageslacht in oorlog, en zij wonnen deze oorlog, en namen bezit van de holen en van de woningen op palen. Op een dag was er een wonderlijk verschijnsel boven de zee. Een ladder van touw kwam uit de hemelen. Het nageslacht klom erover naar boven en ze kwamen in een hemel van holen. 33. Zij zaaiden toen zaad tot de aarde en het ravijn, waaruit bloemen voortkwamen die richting deze plaats groeiden, en waardoor vele anderen deze plaats zouden kunnen bereiken. Deze bloemen waren taai en weelderig als oerwoudsbloemen. 15. Het land wat een paradijs had kunnen zijn 1. Ik kan niet meer lachen, ik kan nauwelijks praten, 2. En ik probeer te kijken naar de overkant, Maar alles wat ik zie is bloed en mist, Ik zie het bloed hangen over deze landen, Over dit land wat een paradijs had kunnen zijn, Ik wordt getrokken naar de diepte door een groot geheim 3. Het gaat altijd maar door, ik heb nooit rust, Voor dat wat ik niet heb kunnen zien, Ik heb ernaar gegrepen, maar ik miste
49 Online Touch Home