8. Wij moeten beginnen met het inademen van het eeuwige zaad. 9. De long van het oervlees zal afsterven, om plaats te maken voor het paradijs. 10. Wij moeten niet in Eden blijven steken, want dan komen we onder de macht van de afgod van het oervlees. Wij moeten onze tocht voortzetten. 11. Om te toetsen is het belangrijk leeg te worden, tot de paradijselijke leegte te komen. De stam Juda staat voor het toetsen, als de urim. Als het toetsen volkomen is worden er de juiste schakels gevonden, zodat thummim ontstaat, Benjamin. Judah en Benjamin staan voor de urim en de thummim. 12. Als de sluiers van het syndroom van het oervlees van menselijke overleveringen en tradities gescheurd worden, dan wordt de Judah zichtbaar, het toetsen. 13. De sobere droeg vele karakteristieken van de Judah, maar ook hield hij het verborgen. 14. Er werd de mens een vlot toegeworpen vol onreinheid, maar daar moest de mensheid het mee doen. 15. Het is een heenwijzer, een voorhangsel. Het verbergt de Judah. Om van allerlei valse en wereldse afgoden verlost te worden moeten wij de Judah ontvangen. De Judah zijn de geestelijke sieraden die de geestelijke kennis en het eeuwige zaad dragen, en haar plannen, om die door ons tot uitvoer te brengen. Het bevat ook het geestelijke halssnoer. Het bevat ringen en doorboringen. Dit is waar Job naar verlangde. 16. Vrees voor mensen spant een strik. Het oervlees had zich diep in de menselijke overleveringen en 163 tradities vastgeworteld, ook in de verhalen. Hoe kon het ook anders. De mensheid was zo afgedwaald. Ze waren nog niet klaar voor het zuivere. Ze waren overgeleverd aan hun begeertes. Ze hadden de Judah verworpen en het verstand tot koning gemaakt. 17. Het volk koos een afgod, want zo kon het volk God en de Judah verborgen houden. Het beeld van de afgod werd uitgemeten. 18. De afgod werd opgericht voor die taak, om mensen tot slaaf te maken aan het oervlees, opdat zij de afgod zouden aanbidden. 19. De afgod was het product dat verkocht werd, om de mensheid tot slaaf te maken, in slaap te sussen, opdat ze de eigen verantwoordelijkheid zouden vergeten. 20. Judah is in de diepte het centrum, de belijdenis van zonden. Hier brengt de geestelijke kennis de besnijdenis terug. 21. De sobere kwam tot de naakte ballingen aan de oer-rivier, Kebar. Aan deze rivier kreeg de sobere openbaringen. Hij bleef afgezonderd daar, als een woesteling. 22. Dit heeft te maken met het komen tot de rivier van de Judah, urim, om zo openbaring te krijgen. 23. God wil de profeet niet dom houden, maar maken tot een geoefende. Zij moeten de doorboringen aanbrengen. 24. Sefanja streed tegen de hoekstenen, de bedekkende stenen. Het voorhoofd, oftewel het topje van het hoofd, moest besneden worden. Maar het volk wilde niet besneden worden, en de geestelijke kennis gaf hen eraan over. Hier heb je je afgoden, je menselijke overleveringen en tradities. Zij wilden geen openbaring ontvangen, en bleven zo
164 Online Touch Home