46. Calvijn stelt dat de mens niet is overgeleverd aan de grillen van slechte mannen, maar aan de ondoorgrondelijkheid en voorzienigheid van God die alles buigt naar de wil van de kennis. 47. Het Voorgeborchte is de eerste hellekring, de limbus, de voorhof. Zonder hoop te leven in verlangen gaat over de verlangens van het vlees die nooit bevredigd mogen worden maar die moeten sterven. In het hoogtepunt van de honger, of dieptepunt, is de opname. Het vlees moest dus naar de limbus van honger, opdat het zou sterven, opdat de mens zo uiteindelijk tot het visnet zou komen, tot opname. Het is als het winnen van Bilha door Jakob na jarenlang zwoegen. 48. Dante beschrijft de orkaan van de hel die zielen meesleurt, als een natuur verschijnsel. Hij kwam daar door af te dalen tot de tweede cirkel van de hel. Er was hier een eeuwige duisternis. De orkaan van de hel had nooit rust, maar was altijd wild en woest. Het beukte altijd tegen de golven van de zee. Er was hier een strijd tussen kennis en wil. Maar de orkaan van de hel was als de kennis die de wil overal mee naartoe sleurde. Hij was ook al op een plaats geweest waar willen gelijkstond aan kunnen, maar hier moesten zowel willen als kunnen sterven aan de kennis. Zovaak gaat de liefde nog tegen de kennis in. Ook de liefde moet hier afsterven, omdat die vaak zelfzuchtig is en hoogmoedig. Het is de aardse liefde. Die liefde is zeer selectief, en beoordeeld alles naar het bedriegelijke vlees. Die liefde is zeer vraatzuchtig en hebzuchtig. Die liefde is een strik. Daarom moest de orkaan van de hel komen. 49. Die liefde wil het lijdensgezinde ontlopen, van geen tucht en onderwijs weten. Die liefde wil niet meegenomen worden door de orkaan van de hel. Die liefde wil alleen maar, maar wil niet kennen. Die liefde wil alleen maar liefhebben. De orkaan van de hel is rumoerig, lawaaiierig, zodat de zielen de doofheid zoeken, maar ze vinden het niet. 720 50. Hij gaat dan via de zee van kennis tot de rivier van bloed. Dan komt hij tot een woud, en een zee van zand, en daarna tot een plaats van slangen, waar geworsteld wordt met slangen, waar slangen de mens omkronkelen als touwen, totdat hij verandert in een vos. De slang is de heilige gebondenheid en de vos is de spion die daaruit voortkomt, de toegang tot de geheimen. Het hele verhaal begon toen Dante af begon te dwalen in een duistere wildernis, woest en onheilspellend. Geen ziel zou levend uit deze wildernis ontsnappen. 51. Hij komt dan tot Acheron, de rivier van het lijden, waar hij de veerman ontmoet, Charon, een vergrijsde oude man die roept : 'Wee u, verdorven zielen ! Voedt toch geen hoop de hemel ooit te aanschouwen. Want halen kom ik u naar de andere oever, naar vuur en ijs en eeuwge duisternissen.' 52. Er is een doorgang van de hel tot het vagevuur die de goden niet kennen en waardoor ze verward raken. Ook Dante gaat tot het vagevuur, waar hij een schim tegenkomt die tot de Archiaan was gegaan, een zijrivier van de Arno lopende door het Arno dal. 53. Zijn lijk, verstijfd, vond in z'n monding de schuimende Archiaan en werd toen naar de Arno gesleurd. Hij werd gesleurd langs de oevers en de bodem, tot het wier en het slijk. 54. In het vagevuur heeft Dante een worsteling met een sirene die door haar liederen hem probeerde te verlokken en te verstrikken. Sirenes doen scheepslieden verdwalen op zee. Hij was in een droom, maar een hemelse vrouw ontmaskerde de Sirene en deed hem ontwaken. Toen hij weer tot bewustzijn kwam bevond hij zich tot aan zijn nek in de Lethe, de rivier van vergetelheid. Hij werd toen ook gewassen in de rivier de Enoe. Opdat zijn herinnering aan het goede terug zou komen. 55. Dan zegt hij : 'Ik keerde weder vanuit de heilge
721 Online Touch Home