221

gaan, en om je te hullen in verschrikkelijke vreze, want de duister gegroeide stammen, de met vachten beklede stammen van de jacht, hebben het goddelijke zaad verlaten, de ogenzalf van melk en zaad. 5. De hemelen groeien donker. De hemelen zullen jagen, in arbeid zijn, tot de rust hen terugroept. 6. Het teken zal verschijnen, en de boosdoeners zullen ervoor op de vlucht slaan. 7. God zal een verre stam en natie over hen brengen. 8. Zij komen met het teken, als een oordeel over de boosdoeners. 9. De pijlen zijn het goddelijk zaad. Dit verre volk wat over hen komt is de gewapenden die de honger en de verwoesting brengen. 10. De boosdoeners worden in ballingschap gedreven. 11. De ballingschap vindt plaats in de onderwereld. 12. Van een verborgen plaats in de onderwereld komt het als een jagersvolk, naakt of halfnaakt. Zij komen vanuit de heupen van de onderwereld, van de plaats waar het wapen is, van een zachte plaats of schacht. 13. Moeder God is gescheiden van haar volk. 14. God is de moederschoot. Wij moeten komen tot de moederschoot, anders hebben wapenen geen enkele zin. 15. De schepping van de mens gebeurde in de oermoederschoot, in het goddelijke zaad. 16. De mensen om ons heen zijn niets anders dan jachtgerei, vissers-gerei. Het laatste woord is hier 221 23. Dit wordt ook wel de stoel van Eli genoemd, die zijn zonen niet tuchtigde, en daardoor zijn nek brak. 24. Door de tucht des Heeren te aanvaarden zullen wij minder schade oplopen in de eeuwigheid. Deze tucht is dus ons te beschermen voor de verschrikkelijke gevolgen van de zonde. Daarom is het visnet zo belangrijk. 25. Het verdraaien van de tucht, op basis van tuchteloosheid, moest de val van de oervrouwelijke positie bewerkstelligen, volgens het plan van Septus. Er moest een wet opgesteld worden om de tucht des Heeren af te dekken, af te scheiden. De oervrouw verloor haar autoriteit, en de gevolgen waren niet te overzien. 26. De pit van de verboden vrucht, de wortel van het nog niet over gezegd. 17. De Kanaanitische moeder is verbonden aan de stam Aser, wat de rib was waaruit de vrouw werd geschapen. 18. Zij wordt ook genoemd als de vrouw die de zee doorkruist. 19. Het zaad van de man moest sterven in de vrouw, zodat de vrouw nieuw leven kon geven. 20. Daarom het eerste wat Septus deed om de positie van de vrouw aan te tasten was om de tucht aan te vallen en te verdraaien. 21. Het gif van de verboden vrucht heeft als grondslag de tuchteloosheid en de valse tucht. 22. Dat verbod in zichzelf was al een zekere tucht. De mens wilde als God zijn om aan die tucht te ontkomen. De mens wilde niet het visnet in. De mens wilde niet getuchtigd worden, geschoold worden, gedisciplineerd worden, maar losbandig leven.

222 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication