686

3. Daarom zei Plato dat het komende rijk een rijk zou zijn van filosofen. 4. De kerk was vastgeraakt in voorouder verering, terwijl de voorouders er meer mee gediend zouden zijn als hun materiaal kritisch verdiept zou worden. Ook de voorouders waren vastgeraakt. 5. Er moeten wel tegengestelde krachten zijn, anders zou de mens niet overleven, zou de mens totaal verlammen, en zou alles uiteindelijk totaal vergaan en zou er niets meer zijn. Het is daarom ook een noodzakelijk kwaad dat de mens door zoveel wreedheid en lijden heenmoet. Degene die deze pijn niet voelt is een gemene ziel, zonder empathie en medelijden met de ander. Het is iets universeels. Ook daarom moet de mens er dus doorheen. De hemelse filosofie komt de mens dan echter hierin tegemoet als een hulp in woeste zee. 6. Alles ligt in het zelf vastbesloten. De mens ontkomt niet aan het zelf, juist omdat het iets persoonlijks is, en persoonlijk is een metafoor van diepte, en dat moet volkomenheid bereiken. 7. Kierkegaard bracht weer een theologisch element in de filosofie, namelijk van de God van het individu achter de valse afgod van de massa's. 8. De mens had een gids nodig, maar eerst was er een strijd tegen de ijzeren nazi. Eerst moest de mens de confrontatie aangaan met zijn lagere zelf, zijn lust tot wil en tot macht, zijn lust tot roem. Geld probeerde de mens te lokken. 9. Alleen als de mens dus een eenling wordt door met kudde mentaliteit te breken kan de mens dus waarlijk zichzelf worden. De brullende massa's hebben alles gemaakt door de wil, en hebben dus zelfs een wilsmatige pseudo-kennis gemaakt, oftewel de lagere rede. 10. Taal zonder filosofie is een bedrieger, zoals de 686 orthodoxe taal farizeeers die de hoofden van kinderen plunderen. Taal leraren kunnen op school het ergste tuig zijn wat er op kinderzielen wordt afgestuurd. 11. Kierkegaard was als een Ismael, of een Jakob op Pniël, in een strijd met het algemene, het ingebakken, het uitgedokterde, het universele, door zijn angst en zijn relatie met de angst om zo te komen tot de vrijheid van de mogelijkheden, de andere verborgen werelden, de obscure uitzonderingen en afgezonderden. 12. Kierkegaard streed hierin tegen het oververtrouwen van de samenleving en de kerk, tegen het al te makkelijk en snel verzoenen van de elementen. 13. Kierkegaard voerde een dialectiek van uitzonderingen, en verfijnde het absurdisme, wat getoetst moest worden aan de angst. Als de mens geen gezonde angst had dan zou de mens tot het lagere absurdisme komen, het materialistische absurdisme. Kierkegaard richtte zich op het hogere, filosofische absurdisme, om zo het pad van de uitzonderingen te gaan. Hij was een paar eeuwen op zijn tijd vooruit. 14. Kierkegaard was een bruut naar het beest van zinnelijk genot. Hij wilde de bedriegelijke kortaangebonden rede van dit beest overstijgen. Hiervoor had hij veel angst nodig en obscuriteit, anders zou hij ook door dit beest gepakt worden. 16. Van Maria tot Moria 1. Kierkegaard moest vechten voor zijn leven. Hij moest komen tot het pad van de uitzonderingen, anders zou hij één worden met de kuddes en zo

687 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication