384

42. Al onze toetsstenen moeten getoetst worden aan de hemelse kennis. We moeten onderzoeken op een afstand. 43. Eerst moet alles getest worden, en onze testmiddelen moeten getest worden. Zo kom je uit bij de bron van al het testen : de hemelse kennis. Onze testmiddelen mogen dus nooit indutten. Vandaar dat Jakob zijn Ezau-bron nodig heeft, en die bron moet altijd onderworpen zijn aan de hemelse kennis. 44. Vandaar dat Ezau tot de woestijn werd gedreven, om zo onderworpen te zijn aan de leerregels van de hemelse natuur. 45. Vandaar dat ook wij telkens tot de woestijn worden gedreven om onze middelen te zuiveren. 46. Hieronder lagen de mythes van Aser, die werd opgesloten in een kooi, als een teken van de restrictie door de leerregels. 47. Dit komt ook weer terug in de hieroglyphen. 48. Hierin kunnen alle valse leerregels van de lagere aardse gewesten, van de lagere wil, afsterven. Alle vormen van aardse gebondenheid zijn spiegelingen van de hemelse verbondenheid. 49. De hemelse vijandelijkheid is de toetser die vereeuwigd moet worden. 50. Wij moeten komen tot het eeuwige toetsen, de eeuwige onderscheiding, om zo te zijn in de geestelijke leerregels. 51. Dit gebeurt op het eeuwige Pniël, waar Jakob moest toetsen door te worstelen. 52. Dit is de eerste melk na de (weder)geboorte. 384 57. Die toets moet zo diep gaan tot het eeuwige touw, anders kan er nog inmeng zijn van de lagere aardse gewesten, de lagere wil. 58. De toets is er dus voor om tot de hemelse wil te komen, die gebaseerd is op de oneindige kennis. 59. De tegenstander betekent de triomf, de overwinning. En deze overwinning over de lagere wil herschept alles. 60. Ook onze boosheid moet getoetst worden. Er mag alleen boosheid zijn in de hemelse kennis, in de hemelse gebondenheid, niet in overmoed, zelfzucht of vooroordelen. 61. De boosheid moet dus nauwkeurig gericht worden en zijn rechtmatige plaats krijgen. 53. Het heeft geen zin om dat op anderen te gaan projecteren. De mens moet teruggaan tot zichzelf. Andere mensen zijn daar slechts een spiegeling van. 54. De mens heeft zich allerlei beelden gevormd van anderen, als afgoden of vooroordelen. Al deze zelfgemaakte beelden moet de mens loslaten en afleggen, om zo de woestijn in te gaan, het symbool van de onthechting, de leegte. In de diepte van de woestijn mag de mens zo komen tot de ware spiegelingen van de hemelse kennis, om dit pad te volgen, om zo te komen tot de hemelse zee in de eeuwige woestijn. 55. Habakuk leed aan ernstige profetische visioenen van geweld, en aan woede-uitbarstingen ten gevolge hiervan. Alhoewel deze visioenen en uitbarstingen heel erg zijn is het ook een orakel. 56. De vijand is een van nature neutraal en dualistisch woord voor strijder. Dit is dus een metafoor voor de toetser. Ieder mens is opgeroepen om te toetsen en het goede te behouden, niet om een blinde gelover of navolger te zijn.

385 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication