648

visnet, en het ravijn. Zij prediken de afdaling. Zij prediken de ballingschap. Zij nemen de mens terug tot de holen en de grotten, en zo door de putten en mijnen terug tot de wildernis waar de wilde hemelse vrouwen leven. 37. De armen zijn een beeld van hen die alles hebben losgelaten. Zij zijn de leegte ingegaan. 38. Er is een blijvende zwakheid, als een eeuwig visnet, waardoor de opgenomen mens leeft. 39. Het is voor mensen die hun vlees niet behagen, maar mishagen. Zij hebben dus hun onderworpen zelf gekoesterd en hebben niet zomaar voor God gespeeld. Er moet altijd een tweedeling zijn. Zij zijn er niet om zichzelf te behagen, maar om zichzelf te offeren. 40. God is onlosmakelijk verbonden met het eeuwige visnet. 41. In de stad wordt een hele andere god gepredikt, een afgod van de vraatzucht. Hiertegen predikt het Woord, tegen dit materialisme. Het is de religie van de weelde. Het verblind de mens. 42. De mens wordt door het geestelijke getuigenis ingelijfd tot het zoonschap. 43. Zelf-mishaging is de weg tot zelf-kennis. Het moet smartvol zijn, opdat we er niet ijdel in roemen. 44. De mens moet vluchten tot het zoonschap, tot het zuigelingenschap, tot de hemel. 45. Er mag niet lichtvaardig omgegaan worden met het wel of niet prediken van het Woord. Men mag het niet misbruiken door verzaking of overmoed. 46. Elk mens heeft een verantwoordelijkheid en is een geroepene. Velen hebben zich van het hemelse visnet en het hemelse woord losgevochten. Er is 648 geen vergeestelijking meer, alhoewel er wel zweverige overgeestelijkheid kan zijn, die heel goed samen kan gaan met materialisme, want dat is wat het eigenlijk is. Alles is uit balans, en men houdt er vleselijke prioriteiten op na. 47. Daarom wijst het Woord op de psalmelijke boetvaardigheid. 48. Wij kunnen ons in het psalmelijke afvragen of wij ook God zo doorgronden en kennen, en van verre de gedachten van God verstaan. Wij kunnen ons afvragen of wij God zo onderzoeken zoals God ons doorzoekt. Zijn wij al met God’s wegen vertrouwd zoals God met onze wegen vertrouwd is ? 49. Koesteren wij al de gedachten van God, van de hemel, of koesteren wij alleen ons vlees nog ? Is er nog bewondering van God, of bewonderen wij de sluwheid van het vleselijke ? 50. De mens had hele andere prioriteiten. Zo is de mens langs God heengeleefd. 51. De mens moet terug naar de holen en de grotten om te werken in de mijnen, om te gaan tot de zee, om zo terug te keren tot de wildernis. 52. Velen hebben hun roeping veracht, en zijn tot liberalen en materialisten geworden, tot afgodendienaren van de weelde. Zij volgen de aardse kennis, de kennis van het vlees. 53. De mens moet kennis hebben van zijn zonde, en droefheid hebben over zijn zonde, en de mens moet hierin hongeren. Hierin moet de mens loskomen van elk goedkoop schuldgevoel, van algemeen schuldgevoel, maar het moet diep persoonlijk zijn. 54. Vergeestelijking dient de mens te ontvangen om boven alle vervleselijking uit te stijgen.

649 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication