817

Ik ken mijn hart niet, Ik ken mijzelf niet, En het verwart me zo, Maar in de morgen komt gij. 24. De meedogenloze bent gij, Maar de natuur ken ik niet, Altijd op jacht 16. De nachten zijn lang, En ik voel mijzelf als een dode, De gesprekken zijn lang, Als lange, slopende nachten van het ijs, Waarin ik geen rust vind en geen vrede, slechts geweld, Maar in de morgen komt gij langs. 17. Oh ja, het is maar een fragment, Ik kan u niet aanraken, Maar het is genoeg, Als een kraal in mijn ketting 18. Zo leef ik van dag tot dag, Maar de nachten zijn steeds langer, En de strijd gaat steeds dieper, Het scheurt mij uit elkaar, 19. Dromen ken ik niet, slechts nachtmerries, Maar in de ochtend bent gij daar. 20. Als de morgen komt gij op, Om mij even te raken, maar dan bent gij weer weg, 21. En de tijden tussen deze momenten worden steeds langer, En ik zak steeds dieper weg, Maar ik heb hoop. 22. Onderwijs mij, neem mij mee, Maar ik weet dat ik slechts spreek tot de wind, Want hoort u wel mijn gebeden ? Hoe meer ik bid, hoe meer u wegvaagt, En dan is alles stil. 23. Oh, ik wil stil zijn bij u, om naar u te luisteren, Maar gij spreekt niet, Gij laat alleen kleine tekenen achter, En zij glijden snel weer weg. 817 25. Wat is de wens van een mens, Zijn uw wensen niet hoger ? Wat heeft een mens te klagen, Weet gij dan niet wat het beste voor de mens is ? 26. Maar mijn hart klaagt, ik kan het niet stoppen, Ik zak telkens weg in angst, Uw pijlen raken mij van verre, maar ik herken ze niet, U roept mijn naam, maar ik hoor u niet, 27. Door de wildernis ga ik om u te zoeken, Alles heb ik voor u achtergelaten, Maar ik vind u niet, Ik besta niet voor u 28. Maar u bent ook niet te vinden, U bent de hemel, Alleen in de dood vind u ons, Alleen bij het wentelen van de diepe slaap 29. Heel lang geleden, ik ben het bijna vergeten, Kwam ik tot de hemel, En ik kon alles doorzien, en alles begrijpen, Maar nu ben ik verdwaald, en er is geen helper 30. Alleen uw Woord telt, niet wat wij denken, Altijd worden wij heen en weer geslingerd, maar uw Woord is vast, Ik keer daarom terug tot uw Woord, En zo zoek ik in het verleden, dat wat ik al van u heb gehad 6. Waarheen zult gij vluchten ? 1. Uw Woord overtuigt mij, Uw Woord laat mij het

818 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication