wildernissen, Wij moeten onderwezen worden in het gele. 230. De mens kan niet ontwikkelen, kan niet voortplanten, als hij de golfbewegingen van de natuur niet onderkent. Het is dus de overlevingsdrang. 231. Zij kent de leerregels van de eeuwigheid. Zij genas mijn hart en mijn herinneringen, Zij leerde mij de kennis, Zij leerde mij lezen en vele talen, Zij leerde mij schrijven en de schoonste kunsten, Zij leerde mij strijden 232. In haar heb ik alles gezien, Over het ravijn bracht zij mij, Tot de dieptes van een woud, Waar het altijd regent, Altijd tropisch is 233. Nu maak ik mijn tochten in een boot, over de rivieren waarin langs de kanten de gele bloemen groeien. Zij houden mij dromerig, zij houden mij in slaap, in diepe slaap. Zij geven mij melk te drinken 234. De gele bloemen vertellen verhalen, verhalen wonderschoon. En zij leiden tot een wonderlijke tuin, een lusthof. 235. Het gele laat meerdere kanten zien, en de mens zweeft tussen herinnering en vergetelheid, en tussen openbaring en het geheim. De mens keert weer terug tot de baarmoeder en tot de ontkenningsfase : 'ik ben er nooit geweest.' 236. En zoveel monikken met kappen volgen haar, met langzame pas door de bloemenvelden. Deze bloemen worden wit in de nacht. 237. De vallei van gele bloemen is een pad tot de onderwereld 561 238. Als kind kun je er gewoon geen grip op krijgen. Het is allemaal nog niet rijp. De tijd zal het leren. Alles heeft tijd nodig. We kunnen de natuur niet forceren. 239. Ik zag haar staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. 240. Het hoe en waarom van de jacht interesseerde mij. Het was een grotschildering. 241. Het was een drang die ik niet kon tegenhouden. Mijn obsessie met indianen werd zo sterk. Ik moest en zou het geheim ontrafelen. 242. Ik kon mezelf er niet van losmaken. 243. Zowel de blanke als de indiaan waren vertrokken, naar hun eigen stukje natuur. 244. Aan de andere kant van de afgrond kwam ik aan. Ik was trots op mezelf dat ik het had gered. Waar was ik nu ? Dood of levend ? Een vrouw droeg een kruik, de laatste jacht. 245. Ik staarde naar de grotschildering. Ze had het zelf geschilderd. Ze had een prachtige uitleg gegeven. Ik had bewondering voor haar. 246. De jacht wordt uitgelegd als iets metaforisch, namelijk het overwinnen, begrijpen, verwerken van het ego. In die zin is het dus de vruchtbaarheid van de natuur. Dan is de mens gekomen tot de laatste jacht. Het is de oorlogsvrouw, of jachtsvrouw, de kennis, die op de mens jaagt, en de mens heeft het niet begrepen. De mens moet terug tot haar baarmoeder. Alles wat zij wil is wedergeboorte geven, en wederopvoeding. 247. Het gele geheimenis is dus belangrijk voor een grotere context, als het zand van de zee, het strand.
562 Online Touch Home