Wij zijn op strand en zand. 248. Een plant met gele bloemen, over die brug kwam ik hier. 249. Het gele geheimenis gaat dus diep. 250. Diep kijk ik in haar ogen en zie hetzelfde. Ik heb het gevoel dat ik in cirkels draai. Hetzelfde is mij al eens eerder overkomen. 251. Het gele geheimenis is dus niet onbekend met wanhoop. Maar dat moet tot een grotere overgave tot de kennis leiden. 252. Het is vloed en het is oorlog. Maar daarna zal de vloed gaan liggen en brengt het rust. 253. De struiken namen bezit van me, alsof rivieren me overstroomden. Ik was in een droom. Ik bevond mijzelf in een wilde zee, totdat ik aanspoelde op een strand. Iemand kwam tot mij, en hielp mij op de been. Toen bracht zij mij naar haar huis. Ze glimlachte. Ik staarde naar haar. Ik kon niet denken. Alles stond stil. 254. Ik draai en woel in mijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 255. Iedereen zonk weg in de witte golven, en vele schepen vergingen. Ik klom door, hoger de stad in. Ik durfde niet achterom te kijken. Ik hoorde gekrijs, en mensen riepen : Stop. Maar ik liep door. 256. Alles loopt over in de wildernis in de diepte van de witte stad. Het is een schuimende zee, wild golvend. Ik kijk erna, en het is alsof ik in een coma ben. Niemand kan mij horen. Niemand kan mij verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Ik zink weg in de witte zee. Wij zijn aan ons lot overgeleverd. 562 257. We krijgen misschien heimwee naar de vleespotten van waar we vandaan kwamen, maar we moeten blijven doorzetten. Teruggaan is geen optie en dat kan ook niet. Die tijd is geweest en komt nooit meer terug. Het kan alleen nog verdiept worden, maar daar hebben we een grotere context voor nodig. 258. Het gele zal door de leerregels van de natuur in ons oprijzen. Het gaat over hoe onnavolgbaar het gele is. Het zijn orakels die hun bruggen beveiligen met raadsels. Daarom fluisteren ze. Het is een geheime sleutel wat de mens eerst verscheurd en dan weer opbouwt. Het is de vlinder van een trauma. Hoe dieper we gaan, hoe hoger we gaan. Iemand die nooit iets meemaakt komt dus ook nergens. 259. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. 260. Bij daglicht was ik een golf in de zee Totdat ook de honing mij vindt. Honing op mijn gezicht. 261. Heb je de golven naar beneden gezien ? Dan kun je ook de golven naar boven zien. Ben je op de bodem van de waterval geweest waar alles kapotkletst op de rotsen ? Dan zul je ook omhoog kunnen gaan over de waterval, tot de rivier. 262. De wesp zal blijven steken, totdat de herinnering open is, totdat de herinnering op de juiste plaats is, totdat het is begrepen 263. Efeze rust ons toe in de strijd tegen het ego. Het is de speer van de oorlogsvrouw, van de baarmoeder, en alleen zij kan de speer hanteren. Het is iets metaforisch. De speer brengt tot heilige
563 Online Touch Home