799

rechtssysteem wordt uitgeschakeld. Men kan er dus niet komen door vleselijk recht. Een mens kan het niet beoordelen. 43. Hier worden menselijke, vleselijke wetten omzeild. God heeft daar niets mee te maken. Maar God heeft wel een hogere wet waaraan alles getoetst wordt. We moeten het niet toetsen aan het vleselijke, maar aan het geestelijke. 44. Het vleselijke verlamd de mens met luiheid, waarin de mens zelf niets meer hoeft te worden, en alles heeft geprojecteerd op iemand anders. 45. Als het geestelijke touw komt kan het vlees niet meer in de weg staan. 46. Dit is de onweerstaanbaarheid en onontkoombaarheid van de toetsresultaten in het volhardend, eeuwig toetsen, waarin het Woord de mens tegemoetkomt. 47. De uitverkiezing is het geheim van het eeuwig toetsen, en het teken ervan is het hongeren. Alleen het hongeren brengt ware vrucht voort. 48. Het Woord wil geen eenrichtingsverkeer, want dat is verkrachting en slavernij, maar het Woord wil wederzorg. 49. De genade is alleen onverdiend naar de vleselijke maatstaven, want de mens hoeft het vlees niet te dienen en hoeft geen punten te scoren tot het vlees. Genade is hemels loon. Je hoeft er niks voor te doen om het vlees te behagen, maar je moet er in het geestelijke alles voor doen. 50. Het is gewoon heel simpel dat het vleselijke, het slechte, niet verkoren is, want dat is slechts een doortocht waarvan de mens besneden moet worden. Het enige verkoren is het geestelijke. 51. Dit gaat over het innerlijke kind. Letterlijk gezien gebeurd er niets door een genade verbond. In 799 die tijd was men in strijd met de aflaat en moest men die wet buiten werking stellen, maar dat wil niet zeggen dat er geen hogere wet is. Het genadeverbond is daarom slechts een deelwaarheid. 52. De werken van het vlees mogen dus niet meer als autoriteiten worden gezien, omdat het Woord daar boven staat, en de wegen van het Woord zijn ondoorgrondelijk. Daar heeft een mens niks over te zeggen. 53. Door gerechtigheid kunnen straffen opgeheven worden. 54. Gerechtigheid kan alleen plaatsvinden door het zoonschap en zorg. 55. De mens voelt zich van God verlaten omdat de mens moet leren niet altijd alles op een ander te projecteren, maar het zelf leren doen. Het zoonschap brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee, want de zoon moet uiteindelijk zelf een zorger leren zijn, ook voor zichzelf. 56. Ware zorg is altijd onderwijs. Velen zijn geroepen, maar weinigen geven aan de roeping gehoor. 57. Gods genade is geestelijk loon, vrucht van onderwijs, niet door het vleselijke. 58. Dit vindt dus plaats door het Woord. Door onderwijs, door opvoeding in het Woord, komt de zoon, het zoonschap, te staan boven het vlees, om dit met zijn voeten te vertreden. 59. De vrouw is een beeld van het werk, dus het zoonschap moet ook worden tot werkerschap. 60. Alleen zij die gehoor geven aan de roeping worden zo geschapen. De mens is geschapen naar Gods beeld. Zo zal de mens heersen over het vlees. 61. De mens moet komen tot de hemelse werken om de banden van de slavernij tot de zonde te kunnen verbreken.

800 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication