218

18. Het is de grote vergetelheid, waardoor we het goddelijke kunnen herinneren. 19. De zondvloed was een vloed van zaad. De wereld werd herschapen hierin. De boog was een teken dat het volbracht was, dat het contact met God was hersteld. Dit was het teken van de herschepping van de vrouw. De “dochters der mensen” waren in de zondvloed vergaan, omdat zij een geslacht waren van boze geesten die het mannelijke aanbaden, als zijnde mannelijke superioriteit. Dit was juist het teken waaruit Mayim, het zaad, was voortgekomen als de zondvloed. Dit was de verschijning van God, waarin het teken werd getoond. Ook is dit een gezicht. 20. De heilige slaap wekt het goddelijke zaad op. Dit is de goddelijke droom waarin we veranderd worden, onze paradijselijke lichamen ontvangen. Hierin worden wij weer als kinderen. 21. Issaschar betekent piercen, piercings, en is een teken van verbonden worden met het kindschap. Het kind zelf is de stam Ruben, wat 'kind van het gezicht’ betekent in de diepte. Dit kind draagt dus de rode steen, de steen van bloed, de stam Gad. Alleen het kind met het gezicht heeft toegang tot deze steen. 22. De mens werd gemaakt van bloed en zaad, wat ook vaste onderdelen van de mens zijn. De gevallen mens was gemaakt van spieren, en werkte door spierkracht, niet door het goddelijk zaad, het oorspronkelijke principe van de schepping. 23. De geest van spierkracht werkt nauw samen met de geest van mannelijke suprematie, Septus. 24. De diepere substantie van het valse bloed is de spier. 25. De gevallen aarde is de aarde van spieren, van spierkracht, als een voorhangsel wat ons afhoudt 218 van God. 26. De mens werd geschapen in een gebrek aan adem, in de oerwoede, het oerhart. 27. De oer-aarde werd geschapen in duisternis, en het oergezicht werd gegeven. 28. Wij leefden in het gezicht van goddelijk zaad, door het bloed. 29. Door de val kwamen wij in de gevallen wereld van de overste van de macht van de lucht. Wij verloren het contact met het goddelijke zaad en het bloed. De afgod van de lucht is een macht die wij dienen te verslaan om terug te keren tot het paradijs en de paradijselijke inzettingen. 30. De oerwoede heeft geen adem, maar goddelijk zaad. 31. De vrouw die baarde was in ademnood, ademloos. Het had te maken met de moederschoot. Ook had het te maken met de oerwoede, als goddelijke inspiratie. Dit is ook de oerkennis. 32. Vernietiging is een onderdeel van het scheppingsproces, als het geven van geboorte. Dit is wat God de mens schonk in de oerwereld. In het Aramees is dit het zwellingsproces van inspiratie en prikkels, de reflex. Dit zwellingsproces komt niet voort vanuit hebzucht, eetzucht, materialisme, maar vanuit honger, het oervasten, in het Aramees. 33. Het adem-systeem is nauwverbonden met het spier-systeem van de gevallen aarde. De adem was dus het naar adem snakken en de ademnood van de bevalling, en van de oerwoede, en dus niet adem op zichzelf.

219 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication