592

spermacel, en je moet het winnen van massa’s vleselijke spermacellen. 12. Dit is aan zee, een landstreek die een woeste woonplaats is. In ballingschap zult gij een rustplaats vinden, in verlaten land. Het is een zeevolk. Zij zijn vissers van mensen, vissers van zielen. Als het vrome het vleselijke doet verteren, dan betekent dit het verminderen van de verzinsels van de volkeren. Het zal dus uitgedund worden en een andere betekenis krijgen. Ze zullen worden tot een eeuwige woestenij. De roem van de afgoden en de ijdele eer door mensen ontvangen zal als vet wegsmelten. 13. De zachtmoedigen zijn onderwijzers, en zij hebben zich afgezonderd, leven in de wildernis. Zij zijn de minsten, de laatsten. De wildernissen staan voor de leegtes, het zijn van de minste, en zo kan deze vruchtbaarheid plaatsvinden, en zo zullen de oerbronnen geopend worden. Dit is een dialoog tussen de oermoeder en haar kind. De kennis die in ijver bestaat 14. Wat is de ware oorlog ? De werkzucht en de leerzucht. De vleselijkheid heeft deze mate van ijverigheid niet, want die loopt altijd de kantjes er vanaf. 15. Hebt gij de eeuwige ijver al ontvangen, of schuift gij dit af op de afgod ? 16. De mens heeft een heleboel valse afgodsbeelden gemaakt, en dat lopen ze na. Eeuwige ijver kennen ze niet. Het is nu tijd om te zaaien, om te onderwijzen. Het is nu tijd om te zaaien, opdat je later een oogst hebt. Weest ijverig, maar niet in het vlees. Allereerst moet het onderwijs tot de doden gebracht worden. 17. De eeuwige ijver laat het niet na de zonde te bestraffen, het vlees in de mens, en dit is de grootste dienst die je een mens kunt bewijzen. Vergeet 592 verder al de aardse, plakkerige liefde maar, want dat zou hen alleen maar in slaap doen sussen, en dan ben je in principe gewoon hun vijand geweest. Soms is er geen tijd voor liefde, maar een tijd voor haat. Soms brengt haat je veel verder dan liefde. 18. Dat begint in uzelf. Dan moet gij eerst weten wat de zonde is, dus je moet eerst een leer-ijver hebben, want anders bent gij niets anders dan gewoon wettisch. 19. Luie mensen kennen niet, maar pretenderen. Door grote roddelpraat blazen ze zichzelf op tot dikke bluf. Het zijn de werkingen van het vlees. Laat niemand denken dat het zo uniek is, dat het vreemd is, want het is al zo oud als de wereld zelf, maar deze dingen zullen weer voorbij gaan. Er is een tijd van liefde en een tijd van haat, een tijd van vrede en een tijd van oorlog. 20. De eeuwigheid openbaart zich in de toornende, oorlogszuchtige ijver. Laten we dat goed onthouden dat de eeuwigheid zich op die manier openbaart, en stoppen de eeuwigheid voor te stellen als verwende romantiek. De komst van de eeuwigheid is in wervelwind en storm, oorlogszucht, als leerzucht en werkzucht. 21. De kennis bestaat dus ook volkomen in ijver. In niets anders. Als je geen werker bent, vergeet het dan maar. Als je leeft om te rusten, vergeet het dan maar. Maar wees niet ijverig in het vlees. Ken je principes en ken je grenzen. De ijver gaat over het smalle pad, door wildernis en over bergen, bouwt zich geen stad en naam. 22. Zonder de ijver zal er geen oogst zijn. Het vlees is overmatig oorlogszuchtig, hele selectieve, afgemeten ijver, snelheidsijver. Ze zullen door hun eigen wapenen ten onder gaan. Ze strijden en snellen meer dan dat ze bouwen. Er is geen balans. Ze leven in overmoed, niet in ware eeuwige ijver. Ze hebben een expansie-drift, geen leer-drift.

593 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication