641

27. Als er een wereldkampioen snelrijden is, dan is heel het volk verrukt. Het is een teken aan de wand, een teken des tijds. Het is de grote afval. Met een gouden kaartje er langsheen glijden, je doel missen, je ziel verliezen, allemaal voor wat goud der dwazen, wat allemaal slechts tijdelijk. 28. Goudprofeten, dat is wat het zijn. Met goudkoorts. Het komt tot de mens in vele vormen. Lukt het ene niet, dan probeert hij het andere. Alles wordt immers aan elkaar geslijmt, als een zwijn die zich erin omwenteld. Het voorhangsel van het Woord 29. Dit is de generatie van het verwend zijn, van snelle en slimme media. Het vliegt je om de oren. Velen worden misleid door dit tijdperk en voelen zich heel wat, en doen zo mee met het feest. 30. Maar hemelse vissers nemen geen blad voor de mond, praten mensen ook niet naar de mond. 31. Zij spreken hele harde woorden, en ook woorden die ze niet verstaan. Ze blijven ook niet altijd voor de uitleg, maar gaan er vandoor. Dat was het dan. Zo is een hemelse visser. Ze doen niet altijd aan nazorg. 32. Ze spreken in duistere raadselen, de hemelse vissers. Ze zijn niet altijd geschoold en georganiseerd. Het zijn wilden. Ze kennen de natuur. Stad en natuur kennen elkaar niet, begrijpen elkaar niet. Er zit een wereld tussen. 33. De mens in de stad is gericht op het snel zijn. Het is snel zijn, of sterven. 34. Is het lijden een nachtmerrie ? Nee, het is het gemengd worden, wat ook de oude betekenis is van de onderwereld. Ogenschijnlijk is het een 641 nachtmerrie, maar de mens moet ontwaken tot de inmenging. 35. De hemelse visser leeft volgens veel hogere regels, en dan begint allemaal het geklaag van de vleselijken, en dan worden er flink etiketten gedrukt, want de mens haat het hogere oordeel over het vlees. 36. Hemelse vissers zijn exegeten. Ze draaien er niet omheen maar gaan er dwars doorheen. 37. Het Woord moest een voorhangsel krijgen, tot een teken en een verzegeling. 38. Een hemelse visser begrijpt die taal, en ontwijkt het niet, maar ontmaskert het. Het vlees gaat het of ontwijken, of verafgoden, absoluteren. 39. Teruggaan naar de holen en grotten betekent ook leren wonen en werken in de holen en grotten. Dat zijn beelden van de exegese, de schriftuitleg. 40. Een hemelse visser weet wat dit betekent. Komen tot het zoonschap. Een moeder is je toegewezen, als een teken en een zegel, dus als heenwijzer, als spiegeling, dus het mocht niet zomaar volkomen zijn. 41. Wees maar blij dat die moeder een voorhangsel heeft, anders zou ze je verslinden. Wees maar blij dat die moeder niet volkomen is. Je zou niet kunnen bestaan. 42. Het Woord moest verzegeld worden, want niemand zou God kunnen zien en leven. Daarom kan God alleen maar van achteren gezien worden. Maar zelfs dat wil de mens niet zien. 43. De mens is een snelheidsmaniak, een rokkenjager. De mens wil het nu. De mens wil nu

642 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication