101

4. Ik voel me verward. Ik heb hulp nodig, maar durf het niet te vragen. Het is alsof het me verboden is. Het voelt alsof ik in een coma leef. In de nacht kijkt een vreemd houten standbeeld mij aan. Was ik maar nooit naar Suriname gegaan. Het is alsof iemand mijn geld en paspoort heeft gestolen, terwijl ik het nog steeds heb. Maar het dringt niet tot mij door. Niets dringt er tot mij door. Ik heb het gevoel alsof mensen mij niet horen, wat ik ook zeg. Ze leven gewoon door. Ik heb zelfs het gevoel dat het onmogelijk is dat iemand verstaat wat ik zeg. Ze horen mij wel, maar zij verstaan het niet, en het lijkt hen ook niets te kunnen schelen. 5. Ik weet zeker dat ik onder een vloek ben. Ik maak een lange boswandeling tot aan een rivier. Dan loop ik terug. Ik voel me opeens heel warm van binnen. Alsof iemand mij wel begrijpt, of een gevoel dat alles wel goed komt. Maar dat is maar een flits. Als ik terug kom op mijn kamer ben ik depressief. Het wordt zo erg dat ik weer een wandeling maak naar de rivier. Ditmaal voel ik alsof ik gewapend ben, maar ik ben onbewapend. Iets of iemand speelt een spelletje met mij. Het is alsof ik aan de drugs ben, maar ik heb die troep nooit aangeraakt. Of zou iemand iets in mijn koffie hebben gedaan ? Ik ben mezelf niet meer. 6. Iets is over mij gekomen. Ik heb ook het gevoel dat ik niet goed meer kan praten. Alsof niemand mij kan horen, of in ieder geval dat niemand mij begrijpt, alsof ik in een andere taal spreekt die niemand verstaat. Ik begin wanhopig te worden, hopeloos. Ik voel me opgesloten. Iemand heeft iets in m'n hoofd gedaan. Ik heb koppijn. Het is alsof ik opgesloten zit in mezelf, en iemand heeft de sleutels weggeworpen, zonder enig mededogen. 101

102 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication