102

7. Het is alsof er een sieraad in me zit wat ik niet kan bereiken. Dan begint het sieraad te branden, en ik begin weg te smelten. Ik kan het vuur ruiken. Nu denk ik echt dat ik gek ben geworden, verdwaasd, krankzinnig. En dat terwijl ik me zo op deze vakantie had verheugd. Ik weet dat ik niet meer terugkan. Iets houdt mij tegen. Iets heeft mij naar de keel gegrepen. Iets met een witte jurk. Ze loopt op sandalen. Zou het een geest zijn ? Of verzin ik maar wat. 8. Ik heb het gevoel dat er hier een oorlog is, en dat ik tot het leger wordt geroepen. Ik smijt het boek op de tafel wat ik aan het lezen ben. 'Is het nu afgelopen ?' roep ik. Het is alsof ik bezeten aan het raken ben. Ik voel het schuim bijna op mijn mond komen. Ik maak veel speeksel aan. Wanhopig val ik op mijn bed. Ik begin aan mijn haren te trekken, en wild met mijn hoofd te schudden. Iets is binnenin mij gekomen. Ik krijg het er niet uit. 9. Ik voel me dromerig. Ik heb nog steeds geen contact met mezelf kunnen krijgen. Het is alsof ik mezelf niet meer kan bereiken, alsof ik uit mijn eigen handen ben weggegleden, in de diepte, verdronken. Ik voel me als een pop, of alsof ik als een pop ben, en ik houd mezelf vast, maar ik kan mezelf niet bereiken. Ik ben onbereikbaar. Ik kom er niet meer doorheen. 10. Ik weet weer waarom ik hier ben : voor de juwelen. Maar de juwelen hebben mij opgesloten. Ik kwam om juwelen te zoeken in de bossen, maar het was te gevaarlijk. De wachters van de juwelen hebben mij opgesloten. 102

103 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication