103

11. Ik begin een reclame bureau in Suriname, ook om adviezen te geven wat betreft reclame. Vorig jaar was een verschrikkelijk jaar. Ik heb mezelf bij elkaar kunnen grijpen, maar ik wil niet weg nu. Eerst kon ik niet weg, en nu wil ik niet weg. 12. Het is weer mis. Alle ellende is teruggekomen. Ik wil niet meer leven. Ik wil van deze planeet vertrekken, maar ik kan niet. Ik probeer de dood te vinden, maar deze vlucht van mij weg. Iets roept mij op voor de oorlog. Maar dan enige tijd later beland ik in het ziekenhuis. Ik voel me gebroken. Ik ben verwond, misschien zelfs dodelijk. Mensen vertellen me dat ik ergens ben ingesprongen. Het was nogal van een grote hoogte. Ben ik mijn verstand aan het verliezen ? Ik kan niet tegen de smoelen van deze mensen, die hypocriete, duivelse glimlachen. Ze voeren iets in hun schild, ik weet het zeker. 13. Iemand zingt liedjes tot mij waarvan ik rustig wordt. Ik lig nog steeds in het ziekenhuis. Soms ben ik bewusteloos. De verpleegsters zijn wel aardig hier. Ze zingen voor mij, en zeggen dat als ik weer beter ben, dan zullen ze met me zwemmen, in de rivier achter het ziekenhuis. Dat is al half in het bos. Het lijkt me wel leuk. Hun glimlachen zijn mysterieus en zoet. Ik heb vol vertrouwen in hen dat zij mijn leven beter zullen maken. 14. Eén van de verpleegsters neemt mij mee in haar auto. We gaan diep het bos in, naar een rivier waar krokodillen leven. Zij laat me ook een plant zien genaamd de papieren roos, een lange plant met bijna papieren roosjes. Ik schrik. Ze houdt mijn hand vast, maar die duw ik weer weg. Ik ben ineens heel paranoide. Ze vraagt me wat er 103

104 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication