104

gebeurd is, maar ik ren weg met schuim op mijn mond. Ze komt mij achterna. Dan lijkt het alsof ik een klap op mijn hoofd krijg. Even later wordt ik wakker in het ziekenhuis. 15. Ik denk dat er iets goed mis met mij is. Ik ben opgesloten in een nachtmerrie, alsof ik in een coma ben. Daarom kon ik hier nooit weg. Ik kan niet goed nadenken. Ik kan niet tellen. Ik wil weg, maar ik kan niet. Ik probeer weg te kruipen, maar ik ben als een verlamde. Alles is zo groot en ver weg om mij heen. Het is alsof ik in de maag van een beest ben, een roofdier. Alles gaat zo traag. Ik heb het idee alsof niemand om mij geeft, maar toch heb ik het gevoel dat het goedkomt. 16. Ik lag in warm water. Het gaf me hoop. Eventjes kon niks me nog schelen. Ik heb het gevoel dat ik meer in mijn dagboek moet schrijven. Dat doe ik bijna niet. In mijn dromen groeien planten met witte bloempjes in mijn kamer. Het is alsof ze zullen komen om me te halen. Er groeien witte bloemen in mijn hoofd, planten met witte bloemen, weelderige struiken, die een wit zaad verspreiden. Het maakt me warm van binnen. 17. Ik dacht dat Suriname zo meedogenloos was, maar nu heb ik haar geheim gezien. Alhoewel ik mezelf misschien wat teveel bemoedig nu. Wat hebben die witte bloemenstruiken in hun zin ? Ze hebben doornen als ik ze dichterbij bekijk. Er druipt bloed vanaf. Ik moet even neerliggen. Ik herken deze plek. Had ik dit niet in mijn dromen gezien ? Ik was op weg naar een witte stad, met zoveel anderen, maar toen brak de ladder af. We vielen allemaal naar beneden. Het was een bodemloze put, met veel vuur. Duivels waren rondom ons. Een huis van medelij neemt ons binnen, maar dat bleek valse medelij te 104

105 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication