107

26. Het grote syndroom van Suriname heeft mij in haar macht. Het is als een verslaving aan drugs. Ik kan de ketenen niet doorhakken. Moed heb ik niet om dit syndroom in detail te bespreken. Ik praat er slechts omheen. Ik ben zo gemaakt. Het is mijn aard geworden. Ik drink van de bloemenzee, en stik bijna in haar zaad. Warmte komt met golven om mij heen. De witte stad komt in zicht, maar verblindt mij. 27. Ik draai en woel in mijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 28. Iedereen zonk weg in de witte golven, en vele schepen vergingen. Ik klom door, hoger de stad in. Ik durfde niet achterom te kijken. Ik hoorde gekrijs, en mensen riepen : Stop. Maar ik liep door. Ik was in Suriname. Alles loopt over in de wildernis in de diepte van de witte stad. Het is een schuimende zee, wild golvend. Ik kijk erna, en het is alsof ik in een coma ben. Niemand kan mij horen. Niemand kan mij verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Ik zink weg in de witte zee. Wij zijn aan ons lot overgeleverd. Oh, was ik maar nooit naar Suriname gegaan. 29. Ik herinner de droom over het witte hek. Het trekt me tot de wildernis, maar laat me nooit door. Het trekt me dieper en dieper totdat ik vastraak. Is dit het grote Suriname ? Is dit het witte hek ? Het is een vreemd hek, met vreemde muziek. De muziek zo traag en subtiel. En voordat je het witte hek bereikt kom je tot een stad waarin je altijd verdwaald. Het neemt je tijd in beslag. Het neemt alles. 107

108 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication