130

In de dagboeken van ijs 26. Zoveel wachters op de muren, Als de wachters van de rode traan, Maar zij is diep in de wildernis 27. U bracht mij naar het Paradijs, in Uw Wil wil ik gaan. Bij Uw geheim wil ik zijn. 28. U doet mijn gordijnen open, tot zachte dromen. U maakte de schelle tonen in mijn ziel, tot bellen van U. 29. U tuchtigt mij met Kennis, om het om mijn hals te hangen, in Uw geheim. U hing het door mijn haren en verzegelde mijn voorhoofd. U liet mij dalen in de putten der nachten. 30. Opent uwe heil'ge weg, een heilig pad vol vreemdelingen. Waak over onze zielen, schenk Uw woord tot een doorgang over bruggen. 31. Laat ons niet in zonde glijden. De rust van uw beminnelijke schuilplaats, onder de putten heeft u het neergezet, wij komen tot u, in bewondering. Wij sluiten onze ogen, en denken aan U. Aan U, die ons leven schonk, aan u die ons opzocht in onze kerkers en putten, en leidde ons tot de diepere weg. Van onderen kwam u. Laat ons dan dichterbij komen. 130

131 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication