176

17.In stukken zal Zij hen slaan, en hen verbranden, hen onderdompelende in kokend bloed en het ergste vuur. En zo zullen zij voor eeuwig Haar slag in hun herinnering meedragen, tot een eeuwig afschuw. Ja, beven zullen zij voor Haar Aangezicht, al die ongehoorzamen, en Zij zal iedere bescherming van hen afhalen. 18.Ja, afpellen zal Zij hen, en lachen wanneer zij in wanhoop met elkaar vergaderen. Zij zoeken namelijk schimmen tot hulp, maar er zal geen hulp zijn. Hoe zult gij dan nu nog trots wezen wanneer zulk een baarmoeder u wacht ? Zo is er dan geen Vur dan Zij. Met riemen zal Zij de ongehoorzamen slaan, en met haken hun kaken doorboren. 19.Zij zal ze voeren tot het duisterste van de baarmoeder die op hen wacht. En Zij zal een vuur op de ongehoorzame steden werpen, en Zij zal ze in één dag vernietigen. Zij is de Grote Vernietiger, en niemand ontkomt aan Haar grip. 20.Niemand is zoals Zij, en Niemand voert oorlog als Zij. Zij bekleed Haarzelf met de huiden van Haar vijanden, en Zij doorboort hun tanden om hen te onderwerpen. Ja, hun beenderen zijn Haar sieraden. 21.Zo heeft Zij dan vele slaven en vele krijgsgevangenen, en in één Dag zal Zij hen vernietigen. Die Dag is aanstaande. Daarom : vreest 176

177 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication