209

52.Van hout zijn zij, van broos koper en vals goud. Zij zijn niet bestand tegen het vuur dat Zij zendt. Zwaar straft Zij hen die niet gehoorzamen. 53.‘Oh die rijken,’ spreekt Zij, ‘Ik zal ze slaan, en zij zullen niet weder opstaan. Daarom, Speer, waak op, en doe hen nederdalen in kokend bloed.’ 54.Een streng oordeel wacht hen die streng hebben geoordeeld. 55.Zij laat niet met Zich spotten. Gij hadt gehoopt aan Haar te kunnen ontkomen, maar tevergeefs. 56.Drinkschalen met kokend water en kokend bloed staan gereed. 57.Zo rekent Zij af met hen die ongehoorzaam leefden. Hadt gij maar niet naar weelde verlangd, dan zoudt gij hier niet zijn, en dan zoudt gij een Beschermer hebben. 58.Maar ongehoorzamen en rijken hebben geen beschermer. Nu niet, en in alle eeuwigheid niet. En dan zullen zij hun laatste hoop vestigen op hun rijkdommen, maar zij zullen alleen roest zien, en het roest zal hen bespotten en uitlachen tot een eeuwig wee. 59.Zwaar geboeid zijn zij door hun rijkdommen, en door hun sieraden kunnen zij zich niet uiten. Daarom, vervloekt zijt gij wanneer gij anderen belast met rijkdommen en sieraden vanaf jonge jaren. 60.Dan zijt gij mede schuldig aan het verderf dat hen in de nacht overvalt. En zij zullen u aanklagen tot in lengte van dagen, ja, tot in alle eeuwigheden. En zo zult gij worden tot eeuwige lastdieren en tot eeuwig brandstof. 209

210 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication