248

78. Een vuur zal de aarde verslinden, en zij zullen niet weder opstaan. Allen zullen zij vallen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende Vur. 79. Een vuur zal zij zenden in het diepste van de aarde. 80. Een groot vuur is alreeds in de aarde uitgegaan. En dit vuur spreekt van bloed. 81. Zeven dagen van bloed zijn er op de aarde aangesteld om de aarde te herscheppen. 82. De onrechtvaardigen zullen geen plaats in Haar vinden. 83. Grote kennis is wat Haar doel is. 84. Zij zal de valse lach slaan. De valse lacht leidt tot de dood. U zult onherroepelijk sterven wanneer gij zult lachen met de vijand. Zij vieren grote feesten om de Vur te bespotten. 85. De vijand verdoet zijn tijd, en maakt plezier in de oorlog. Blinde dwazen zijn zij. 86. Hun geld zal branden in hun zakken. Hun gedachtes zullen wegteren in hun hoofden. Want hun gedachtes waren vol van onheil. 87. Zij luistert naar de stillen van hart en hen die toetsen. 88. Zij haat hen die bidden en mekkeren voor Haar troon. Ziet, zij is ver weg van hen. Zij haat de gebeden van de roekelozen. 89. Groot in krijgskunsten is Zij. Ondoorgrondelijk zijn Haar paden in de oorlog. 90. De vijand probeert vat op Haar te krijgen, maar zij zullen Haar niet vinden. Hun wegen leiden allen tot de dood. 91. Zij zullen zich een korte tijd verheugen over hun onrechtvaardigheid. Maar in de eeuwigheid zijn zij nietig. 92. Haar wegen zijn ondoorgrondelijk. In de jacht is Zij ongekend. 93. Ja, misleiden zal Zij al deze misleiders. Zij is groter in misleiding dan Haar vijand. 94. Ja, bespotten zal Zij al deze spotters. Zij is groter in spot dan Haar vijand. 248

249 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication