257

46. Na een lange tijd was de kool eindelijk in een kelder, dichtbij de vuurbal. 47. Het was daar erg donker. 48. 'Trek eens een kaart,' zei de speelkaart. 49. Hij trok een kaart. Het was een vlammenkaart. 50. Hij zei dat het enige dat ze nodig hadden was een eeuwige kool die voor altijd zou kunnen branden. En toen ze achter de speelkaart aanliepen kwamen ze in een kelder achter de kelder terecht waar honderden, zo niet duizenden grote eeuwige kolen lagen. De speelkaart begon te glimlachen. 51. Hij zei dat hij zo'n kool wel wilde aansteken. 'Neem zoveel mee als je wilt,' zei de speelkaart. En zo gebeurde het. Hij liet door een klein stukje kool de vlam brengen en stak één van de kolen aan. 52. Binnen korte tijd kwamen er brieven binnen van hen die ook wel zo'n eeuwige kool wilden hebben. 53. Hij liet ook zo'n kool onder zijn land plaatsen, want dat zou natuurlijk best van pas kunnen komen. 54. Het parallellogram bestaat uit vele cryptogrammen. 65. HET OPGAAN TOT DE NACHT 1. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 2. Hoe zullen wij opgaan tot de rivier ? 3. Een grote stoet gaat uit de stad, om een tocht tot de nacht te maken. 4. Langs de grote rivier zijn zij. 5. Hier spelen kinderen met manden. 6. Zij weten nog niet wat te doen. 257

258 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication