266

68. DE NACHTZEE 1. Zij komen allen tot de nachtzee. 2. Niets hebben zij meegenomen. 3. Bosse schonk hen kennis. 4. Zij leidt hen voort totdat zij schepen vinden. 5. Het sieraad openbaart haarzelf in de nacht. 6. Zij is het nachtsieraad, een brug voor de gehoorzamen. 7. Zij is de brug voor hen die de kennis niet hebben veracht. 8. Zij komen allen tot de brug. 9. De brug is breed, en de rode zon daalt op haar neer. 10. Een groot wonder is zij, komende in de nacht. 11. Wie heeft haar schip gezien ? 12. Wie heeft haar roede gezien ? 13. Zij komt met groot onderricht. 14. Zij laat haarzelf niet kennen door de dwazen. 15. Ook zij die overmoedig zwoegen missen haar schip. 16. Zij geeft het hen niet. 17. Zij komt in slaap en stilte. 18. Tot de ochtend zal zij blijven, en dan vertrekt zij in een nachtgezicht. 19. Zij die luisteren kennen haar, maar zij die vals en haastig oordelen hebben haar nooit ontmoet. 20. Zij dromen voort tot de nacht en de dood. 21. Het schip van de tijden gaat voort tot de eeuwigheid. 22. In haar netten vangt zij hen. Zij trekt hen tot het geheim. 23. Zo zijn er velen die haar volgen, en velen die haar verachten. En ziet, zij laat hen snel afdrijven. 24. In hemels ijs is zij. 266

267 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication