323

58. Met het vreemde vizier zag je haar. Zij door honden gebeten, zien alles door het vreemde vizier. 59. Wacht dan op de tongen der morgen. Langzaam zul je alles weer vergeten, langzaam zul je alles weer herinneren, langzaam zal het je veranderen. 60. De stenen kennen wij, en het sap wat erdoor stroomt. En op de velden zult gij leven vinden, en gij zult tot de melk komen. En door het rode zult gij weer dromen. 61. De vulkaan is een bron van leven, een oase in de woestijn, en ontwaakt door tranen in dromen. Sterke drank geeft zij hen daar, om hun angst te stillen. In dromen ontwaakt zij. Zij dan spreekt in raadselen door het woord, en in het geheim heeft zij haar werken. Achter de machtigen der aarde verschuilt zij zich. Zij die haar doorn dragen, diens ogen worden geopend, en na geruime tijd zal daar staan, de vulkaan. Met het geneeskrachtige gif der planten omhuld zij hen. 62. En dit bewustzijn brandde in rood vuur. 63. Zij spreken dan langzame taal achterstevoren. Deuren worden gesloten. Er is geen ontsnapping meer. 64. Ze kwamen mij halen. Ik heb hen niet herkend, maar nu kan ik ze eindelijk verstaan, de nieuwe morgen breekt aan. Zij spreekt een zuiver woord, en spreekt dan alles achterstevoren, langzaam. 65. Als een driehoek kwam het tot mij. 66. Ze zien je niet, en vertonen alle dingen achter glas. 323

324 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication